| |
Uit de tijdschriften
De Gids. Juni. Het nummer is gewijd aan Miguel de Unamuno. Strijd en twijfel.
Het Boek van Nu. Juni. C.J.E. Dinaux wijdt aandacht aan De P.C. Hooft-prijs voor H.W.J.M. Keuls en kondigt de verschijning aan van de bundel Achterwaarts. - J.C. van der Waals geeft Eenzijdige kanttekeningen bij een boek, waarin het werk ‘Zonder kleuren’ besproken wordt, dat tien gedichten van Gerrit Kouwenaar en tien etsen van Gérard van den Eerenbeemt bevat.
Roeping. Mei. In Religieuze problematiek bij schrijvers zonder geloof vergelijkt J. Kuin ‘Tanchelijn’ van Harry Mulisch met ‘Luther’ van John Osborne. - In de Kroniek pleit Ben Wolken voor Een monument voor Bredero: goedkope herdrukken van onze oudere litteratuur ten behoeve van de gewone geïnteresseerde lezer.
Maatstaf. Juni. Piet Calis vervolgt zijn Topkonferentie (II).
Ontmoeting. Juli. C. Ouboter mediteert over Poëzie-puur en poëzie-soda.
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXIX, Afl. 1. Een artikel van H.W. van Tricht, Hooft, Huygens en Grol, plaatst de brief- en gedichtenwisseling, gevoerd tussen Hooft en Huygens tijdens het beleg en kort na de verovering van Grol, in volgorde en samenhang. - P. Minderaa heeft studie gemaakt van De Knipzang, een stel van gedichtjes dat voortborduurt op Hoofts ‘Rozemond die lag en sliep’: hij stelt de identiteit van de 17 medewerkers vast voorzover dat mogelijk is, geeft een indruk van hun literaire werkzaamheid, en komt tot een conclusie omtrent de kring waarin het rijmende gezelschapsspelletje is georganiseerd. - J. Goossens demonstreert aan dialectische gegevens uit Belgisch-Limburg, door kaartjes toegelicht, hoe Polysemievrees kan leiden tot ondergang van een woord in een grensstrook tussen twee gebieden waar dat woord in verschillende betekenis wordt gebruikt; vormverschillen kunnen daarbij meewerken. - F. de Tollenaere toont in Mossel en vis aan, dat in terminologie van mosselkwekers de oude voorstelling voortleeft dat de mossel een vis is. - J.C. Arens vervolgt zijn Studies over nawerkingen van klassieken met Evoë, Evoë: Bacchus bij Heinsius, Vondel en Snellinx. - Boekbeoordelingen: Th. Weevers, Poetry of the Netherlands in its European Context (F. Kossmann); G.G. Kloeke, Bonne Response a tous Propos en Seer schoone Spreeckwoorden / oft Proverbia (C. Kruyskamp); J.A. van Dorsten en K. Schaap, uitgave van Jacob Cool, Den Staet van London in hare groote Peste (C. Kruyskamp); J.A. van Dorsten, Thomas Basson 1555-1613, English
| |
| |
Printer at Leiden (C. Kruyskamp); J.E. Loubser, Die saamgestelde verbale vorm van Nederlands na Afrikaans (A. Weijnen); C.F.A. van Dam en H.Th. Oostendorp, Gramática holandesa (G.J. Geers).
Taal en Tongval. XIV, Afl. 1. De Toneeltaal in Vlaanderen moet wel de ‘hollandizerende’ algemeen beschaafde omgangstaal zijn, al zal die vooralsnog het vlaamse publiek wat kunstmatig aandoen, zo betoogt J. Leenen als antwoord op een vraag van H. Teirlinck. - J. van Bakel heeft de terminologie van Het Kuipersvak bestudeerd in Doetinchem en in Veghel; hij verduidelijkt zijn uiteenzetting over het vak met veel afbeeldingen van kuiperswerktuigen. - Freddy Demeulemeester deelt de resultaten mee van een onderzoek over Assimilatie van stemloze eksplosieven en frikatieven voor B en D naar bandopnamen bij 33 gentse studenten en waarnemingen op het gehoor bij BRT. en Radio Hilversum. - C. Moubis herkent in Een oud Beegdens kookboekje, dat 394 keukentermen bevat, 24 dialectische woorden, en 16 die, gedeeltelijk vernederlandst, nog dialectkenmerken vertonen. - Jo Daan geeft in haar Kroniek van 7 bladzijden Ieder het zijne: de kroniek is naar provincies ingedeeld, met éen ruimer regionale paragraaf ‘Het Oosten’. - Van haar hand zijn ook twee bladvullingen, beide getiteld Dialect en emotie.
Driemaandelijkse Bladen. XIV, Afl. 2. B.H. Hommen geeft aanvullingen bij een artikel van B. van den Berg (in de eerste jaargang) over woorden voor Omheinen en omheining in vroeger eeuwen. - J. Naarding deelt Een en ander mede over het dialect van Assen en Noord-Drenthe in het verleden, naar een ‘ingezonden stuk’ van Harm Boon van 1869, en uit de jeugdherinneringen van L.A. Roessingh, die in het laatste kwart van de vorige eeuw spelen. - B.J. Hekket laat zien dat De uitgang-ster, in Groningen bekend als suffix ter vorming van bewonersnamen bij namen van geografische objecten, vroeger ook in Westfalen en Twente voorkwam. - A.R. Hol stelt zich de vraag Wis,Wisk een toponiem van Oost-Nederland?, en komt tot een ontkennend antwoord daarop: als toponiem komt het ook elders voor, maar in het noordoosten is het buitendien als appellatief bekend. - J. Naarding vindt de opvatting van Schönfeld en W. de Vries van De waternaam Burg als ‘waterberging’ bevestigd in een groninger oorkonde van 1391. - Kleine bijdragen en bladvullingen: A. Haga, Schild (V); E.J.H. S(cholten), Sprökke, zegswiezen en kuierkeunskes (vervolg); K. ter Laan, Groninger woorden met -el-.
Levende Talen. Juni. N. Wijngaards maakt een Structuurvergelijking bij de abele spelen, en merkt daarbij op dat in de ‘Lanseloet’ steeds maar twee personen ten tonele zijn, zodat het stuk door twee uitvoerenden zou kunnen worden vertoond; hij vermoedt in zulk een tweespraak de oudste vorm van de abele spelen, en meent in ‘Vanden Winter ende vanden Somer’ een dergelijke grondstructuur te herkennen, die door latere toevoegingen is uitgebreid. - Op de discussie Naar aanleiding van Slauerhoffs De Ontdekker geeft J.F.J. van Tol als bladvulling een kort vervolg. - Martien J.G. de Jong en Corn. de Deugd komen terug op het ‘Hallo’ van C. Kostelijk in de vorige aflevering, de eerste met Het Kostelijk(e) woord ‘Hallo’, de tweede met Is ‘Hallo’ van Engelse oorsprong?, een vraag die hij geneigd is, bevestigend te beantwoorden. - C. Kostelijk, Nogmaals de Algerijnse kwestie stellend, neemt het tegen S. Witteboon op voor Algerije. - S. Witteboon bepleit het goed bestaansrecht van ‘Zogenoemd’ naast ‘zogenaamd’. - A. Hagtingius-Seger geeft als
| |
| |
Epitaph een engelse bewerking van Bloems Grafschrift. - De grote waardering die Cath. Ypes heeft voor De Wereldletterkunde van Giacomo Prampolini, berust o.m. hierop dat in dat boek het nederlandse taalgebied de plaats krijgt die eraan toekomt. - Tegen opneming van het tijdschrift ‘Maatstaf’ in Onze leerlingenbibliotheken ontwikkelt F.C. Dominicus ernstige bezwaren, die blijkens een redactionele noot door de redactie worden gedeeld. - Boekbeoordelingen o.a.: Cath. Ypes, Kinderen Gods, W.A. Ornée, Gysbreght van Aemstel in Klassiek Letterkundig Pantheon, G.H. 's-Gravesande, Geschiedenis van De Nieuwe Gids, P.C. Paardekooper, Nederland in Frankrijk, alle vier door S.J. Lenselink; zeven delen van ‘Een nieuwe poëzie-reeks’, uitgegeven bij Querido's Uitgeversmaatschappij, door Cath. Ypes. Voor P.C. Paardekooper, Er zijn geen Belgen, volstaat J.v.d. S(chaar) met een korte aankondiging.
Onze Taal. XXI, Nr. 6-7 (Juni - Juli). De titel van een redactioneel artikel, Joe en Nonjoe, is een populair-fonetische transcriptie van ‘U and non-U’, en daarin is ‘U’ een afkorting van ‘Upper Class’: het artikel handelt over de afspiegeling van hoger en lager sociaal milieu in taalgebruik. - Het Jaarverslag 1961 van de Vereniging ‘Onze Taal’ is in optimistische toon gesteld. - Een tweede redactioneel artikel maant aan: Maak zelf eens een nieuw woord, maar juicht niet alle nieuwe maaksels onverdeeld toe. - Verder enige kleine bijdragen, waaronder het resultaat van de rondvraag naar een nederlands woord voor Privacy; van de 14 door lezers ingezonden voorstellen acht de redactie ‘persoonsvrede’ het meest aannemelijke.
De Vlaamse Gids. Juli. In de Kanttekeningen geeft Paul De Wispelaere een gunstig oordeel over Simon Vinkenoog, Hoogseizoen.
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. 1961, Afl. 10-11-12. J.C. Brandt Corstius handelt over Willem de Clercq als literatuurhistoricus en comparatist naar diens bekroonde ‘Verhandeling’ over invloed van vreemde letterkunde op de nederlandse. - De lezing van H. Gijssels, Lekken en leemten in de taalwet op het Middelbaar Onderwijs, is ook als afzonderlijke brochure verschenen en NTg. LV, 119 aangekondigd. - Een uitvoerige en gedetailleerde studie van J. de Baets, O.P., De gewijde teksten van ‘Het Lam Gods’ kritisch onderzocht, beslaat het grootste deel van de driedubbele aflevering; achtereenvolgens worden daarin, na een inleiding, behandeld: de buitenluiken, de binnenluiken en de middenpanelen. - Ter gelegenheid van het vijfenzeventigjarig bestaan van de Academie heeft de bestuurder W. van Eeghem een rede gehouden, en R.A. van Elslande, Minister, Adjunct voor Nationale Opvoeding en Cultuur, een feestrede, beide in de openbare vergadering van 22 oktober 1961; bovendien zijn de Academieleden op 22 november 1961 door Koning Boudewijn en Koningin Fabiola ten paleize in audiëntie ontvangen, waarbij de Koning een korte rede heeft gehouden; deze drie toespraken zijn afgedrukt.
Leuvense Bijdragen. Bijblad. LI, Afl. 2. J.J. Mak heeft sedert zijn ‘Rhetoricaal Glossarium’ meer helderheid verkregen omtrent het woord E(e)wich, waarvoor hij thans de betekenis ‘goed, deugdelijk, behoorlijk’ voorstelt. - Verder is de aflevering, als gewoonlijk, grotendeels gevuld met boekbesprekingen, waarvan we de volgende vermelden: Hadewijch, Strofische Gedichten,
| |
| |
uitg. E. Rombauts en N. de Paepe (R. Lievens); Willem de Vreese, Over handschriften en handschriftenkunde, uitg. P.J.H. Vermeeren (R. Lievens); L.C. Michels, Filologische Opstellen III (R. Lievens); Verschuerens Modern Woordenboek en Atlas, geheel nieuwe druk (J.L. Pauwels); M. Rutten, Het proza van Karel van de Woestijne (V.E.J.M. Claes); Willem Sluiters Buiten-Leven, uitg. F.C. Kok (Luc. Debaene); E.J. Potgieter, Florence, uitg. Jacob Smit (R.F. Lissens).
Tijdschrift voor Levende Talen. XXVIII, Afl. 3. Fr. Closset wijdt een waarderend artikel aan Adwaita, J.A. Dèr Mouw, die op 24 juli 1862 geboren werd. - L. Gillet ziet in ‘De Vogel Phoenix’ van Jan van Nijlen de neerslag van De crisisjaren van een dichter omstreeks zijn veertigste levensjaar. - Réflexions sur la poésie in een vreemde taal en het leren waarderen daarvan door jongere leerlingen leiden Raoul Lincé tot Essais de transposition française van een gedicht van Perk en twee gedichten van Gezelle.
Wetenschappelijke Tijdingen. XXII, Nr. 6 (Juni). Na enige inleidende opmerkingen over buitenlandse belangstelling voor de Vlaamse Beweging geeft Ludo Simons in het kort weer, hoe Klaus Groth over Vlaanderen dacht. - Het boek van Eg. I. Strubbe en L. Voet, ‘De chronologie van de middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden’ (Antwerpen en Amsterdam, 1960), heeft M. Gysseling aanleiding gegeven tot een artikel over Chronologie, waarin verscheiden taalhistorische biezonderheden ter illustratie zijn verwerkt. - J. Leenen toont met statistische gegevens aan dat het Aaneenschrijven van Straatnamen van het type Leuvensestraat, Utrechtsestraat ten onrechte wordt beschouwd als een specifiek noordnederlands gebruik, en komt mitsdien op tegen de ‘Regels’, vastgesteld door de Commissie voor Toponymie en Dialectologie, die het als-twee-woorden-schrijven van zulke namen verlangen, als zijnde dat volgens de in Zuid-Nederland gevestigde gewoonte.
Nu Nog. X, Nr. 4. Met een toespraak Het Nederlands en de Vlaamse pers, in dit nummer afgedrukt, heeft M. Galle, voorzitter van de afdeling Brussel van de V(ereniging voor) B(eschaafde) O(mgangstaal), in maart 1962 uitgereikt de door die afdeling ingestelde jaarlijkse prijs voor iemand die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor ‘het gebruik en de verspreiding van het Nederlands’; ditmaal was dat de journalist Poppe. - J. V(erhasselt) baseert zijn optimistische Wij gaan vooruit op een opstellenwedstrijd, waarbij vlaamse middelbare-scholieren een beter resultaat behaalden dan noordbrabantse mededingers. - W. Penninckx hekelt onder de titel Neem uw kruis op! het in Vlaanderen zeer verbreide gallicisme ‘zijn verantwoordelijkheid opnemen’. - Verder bevat het nummer het Jaarverslag 1961 van de V.B.O., en, als gewoonlijk, een uitgebreide rubriek Brievenbus - Taaladvies.
Ons Erfdeel. V, Nr. 4. Gerard Walschap vertelt Hoe (hij) Frans-Vlaming werd, toen hij te weten was gekomen dat zijn naam teruggaat op de plaatsnaam Walscappel in Frans-Vlaanderen. - Luc Verbeke vervolgt zijn Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen, J.E. van den Driessche zijn Quarante ans au service de la Flandre. - Een artikel van Lorenz Schultz over Die digter D.J. Opperman gaat vergezeld van enige gedichten van Opperman, met franse transpositie ernaast door André Piot. - André Demedts doet enige grepen uit wat er Na vijftien jaar bereikt is voor de instandhouding van
| |
| |
de nederlandse cultuur in Frans-Vlaanderen. - Kerkraam van Hubert van Herreweghen is afgedrukt met transpositie in het Frans door André Piot ernaast. - Ward Corsmit geeft een reisverslag van Een Fries in Frans-Vlaanderen, te weten Johan Winkler. - Verder de rubrieken ‘Kulturele Kroniek’, ‘Tijdschriften en Boeken’, waarin o.a. een waarderende bespreking van P. Brachin, La littérature néerlandaise, en ‘Aantekeningen en Verslagen’.
Neophilologus. XLVI, Afl. 3. Richard Exner draagt een studie bij Zum Problem einer Definition und einer Methodik des Essays als dichterischer Kunstform, waarin de ‘definitie’ begrijpelijkerwijze niet zeer bondig is. - René Wellek geeft A Reply to E.B. Greenwood's Reflections op zijn (W.'s) opvatting omtrent ‘Realism in Literary Scholarship’. - N.C.W. Spence, met Langue and parole yet again reagerend op een artikel van G. Geschiere in de vorige jaargang (vermeld NTg. LIV, 128), houdt de dualiteit ‘langue’ en ‘parole’ voor niet bruikbaar bij het linguistisch onderzoek, maar Geschiere wil de vraag La ‘langue’: condamnation ou sursis? op zijn minst in de richting van ‘sursis’ beantwoorden. - In een artikel On the origins of an accentual verse form used by William Morris and Henriette Roland Holst ziet Theodoor Weevers bij Henriette Roland Holst duidelijk invloed van Morris, terwijl deze op zijn beurt invloed heeft ondergaan van de oudijslandse poëzie.
Standpunte. XV, Nr. 4 en 5 (April - Juni 1962). A.P. Grové schrijft over Aktualiteit in die poësie. - Ab Visser herdenkt Gerrit Achterberg (Over de Jabbok, bij de dood van Gerrit Achterberg). - T.T. Cloete beoordeelt ‘Die wit in die poësie’ van R. Geggus. - Hernieuwde kennismaking bracht P.D. van der Walt tot groter waardering voor Die ou goud van die verlede, ouder zuidafrikaans proza, van S.J. du Toit en anderen. - S. Strydom publiceert Aantekeninge by ‘Sondag van 'n kind’ van D.J. Opperman. - Jan Greshoff doet een aantal losse uitspraken Over het veranderlijk oordeel. - E. Lindenberg probeert Die duister Leipoldt beter te begrijpen. - In zijn vervolgartikel Uit eie boekebesit schrijft A. van Selms over 'n Vergete pêrel, namelijk een vers van een onbekend dichter, dat hij in een zeventiende-eeuwse bloemlezing vond. - Jan Greshoff beoordeelt het werk van Joris Vriamont, naar aanleiding van de recente herdruk van diens werk.
Tydskrif vir Letterkunde, XII, No. 2 (Juni 1962). André Demedts draagt een artikel bij over Nederland en Vlaanderen: taal en volkskarakter eenheid en verschillen. - B. le Roux schrijft over Die bruinmens in ‘Ballade van die groot Begeer en ander Gedigte’ van Uys Krige, P.D. van der Walt over 'n Vlaamse heimatkunstenaar, namelijk Felix Timmermans.
It Beaken. XXIV, Afl. 2 (Juli 1962). G. Bakker leidt uit historische bronnen af dat De grenzen van Frisia tussen 600 en 1150 eerst, na 650, zijn uitgebreid - welke uitbreiding overigens hoofdzakelijk politieke en geen etnisch-friese betekenis zal gehad hebben -, daarna ingekrompen in de negende en opnieuw in de elfde eeuw, wat ertoe leidde dat ± 1150 de zuidwestelijke grens aan de Rekere (in de kop van het tegenwoordige Noord-Holland) lag. - O. Postma gaat de juiste betekenis na van ‘Eester’ en ‘hornleger’ as ûnderdielen fan it fjild by de fryske boerepleats, en oppert voor beide woorden een etymologie. - P.J. Meertens beoordeelt H.T.J. Miedema, Paedwizers fan de Fryske filology.
| |
| |
Us Wurk (‘Meidielingen fan it Frysk Ynstitut oan de Ryksuniversiteit to Grins’). XI, Afl. 2 (Juli 1962). P. Gerbenzon publiceert een congreslezing over Verfriesing en vernederlanding van de Griekse, Latijnse en Franse leenwoorden in het Fries: enerzijds is er een tendentie tot vervorming van de vreemde woorden naar friese mond, anderzijds een reactie, die zich pas in de allerlaatste jaren krachtig laat gelden, naar een meer ‘verzorgde’ vorm, waarbij sterke invloed van het Nederlands onmiskenbaar is.
Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie. XLV, Afl. 1. M. Elisabeth Kluit bespreekt Internationale invloeden in de voorgeschiedenis van het Réveil in Nederland.
Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde. Deel 118, Afl. 2. R. Nieuwenhuis publiceert een artikel Tot de hoofd-zaak van Lebak (Een antwoord aan Prof. Wertheim).
|
|