Dag heer
In Het Parool van 30 augustus 1961, blz. 3, leest men bij S. Carmiggelt - enige arbeiders komen op een grijsaard af, die op het Waterlooplein op een oude piano ‘Wien Neêrlands bloed door de ad'ren vloeit’ zit te spelen -:
‘Nou heer, knijp eens af - we gaan 'm oplaaien’. Carmiggelt merkt dan op:
‘Er zou een sociologische studie te schrijven zijn over het gebruik van het woordje “heer”. Veel arbeiders doen het in deze stad. Ze hebben zich ontworsteld aan “meneer”, een overleefde vorm van onderdanigheid, en bij gebrek aan een bruikbaar synoniem roepen ze “dag heer” tegen je, waarvan de beleefdheid, door de lichte ironie, voldoende wordt ontkracht, om het gevoel van zelfrespect niet te bezeren.’
Niet alleen Carmiggelt in Amsterdam ook mij overkwam en overkomt het in Alkmaar bij het binnenkomen en verlaten van de kapperswinkel als groet te horen: ‘Dag heer’.
Het WNT 6, 345 verwijst bij deze vocatief naar Boekenoogen 302:
‘Het woord heer zonder meer. // Dag, heer! (dag mijnheer!).’
In de laatste, achtste druk van de Van Dale, 769 lezen we:
‘als vocatief (in het enk. niet meer in gebruik): heer neef, hoe vaart ge?; mijne heren!; dames en heren!’
Hierbij dient opgemerkt te worden dat wat in dit citaat tussen haakjes staat, juist in deze passage bij de laatste druk toegevoegd is. Mocht deze van origine dus, misschien Noordhollandse beleefdheidsformule ook in andere provincies carrière maken, dan zou de bewerker van de volgende druk van dit woordenboek kunnen overwegen het tussen haakjes geplaatste weer te schrappen.
Alkmaar.
C. Kostelijk.