Weer een hoender!
In de 53e jaargang van de Nieuwe Taalgids signaleerde ik op blz. 342 een enkelvoud korhoender i.p.v. korhoen. Het was te vinden in het Vrije Volk.
Nu bevond zich in het Utrechtsch Nieuwsblad van 5 januari 1962 een dergelijke vogel, wat ik overigens niet geweten zou hebben, als professor Van Haeringen me niet een knipseltje had gestuurd waarin het diertje rondfladderde. Het betreft ‘een witte cochin krielhoender’, waarmee een zekere C. Schimmel uit Hoogland op een ‘pluimveeshow’ dit jaar de Utrechtsch-Nieuwsbladbeker heeft gewonnen. In dezelfde tekst komen de meervouden hoenders en dwerghoenders voor.
Het enkelvoud hoender treft men in de mij bekende woordenboeken niet aan (het WNT inbegrepen), evenmin als de enkelvouden kor- en krielhoender. De korhoenders - ik bedoel de diertjes zelf - schijnen uit te sterven, maar krielhoenders zullen er voorlopig nog wel zijn, dus de behoefte om het vogeltje in het enkelvoud aan te duiden ook.
Mag dat op twee manieren? Een abonnement op een ‘pluimveeblad’ kan misschien een antwoord op deze vraag verschaffen!
J. Berits.