Oudemannetjesdrop
De nu 65-jarige Amsterdamse auteur Maurits Dekker vertelt over zijn jongensjaren in zijn ‘Amsterdam bij gaslicht’, 2de druk (z.j.), blz. 56:
‘Naar al dit spul (bedoeld wordt koper, lood, oud ijzer of touw) werd echter niet omgekeken, als er mannetjesdrop of copra gelost werd. De juiste benaming van mannetjesdrop is mij tot op de dag van vandaag onbekend gebleven. Het waren peulachtige vruchten met platte ronde pitten en een zwart-bruine, smeerachtige massa, die zoet smaakte. De peulen vonden in de buurt en op school grif aftrek voor een halve cent per stuk en de vraag overtrof altijd het aanbod. Mannetjesdrop had een sterk purgerende werking, hetgeen tot gevolg had, dat het na een geslaagd bezoek aan Rietlanden of Handelskade in de klas altijd bijzonder onrustig was.’
Deze (van oorsprong Amsterdamse?) benaming mannetjesdrop of oudemannetjesdrop is bij onze lexicografen onbekend. Het zijn de peulen van de cassia fistula, waarover men in Veenman's Agrarische W.P., deel 1, 536 het volgende leest:
‘De op trommelstokken gelijkende rolronde peulen zijn door dwarsschotten in geledingen verdeeld, in welke de zaden in een zwart vruchtmoes liggen. Dit vruchtmoes wordt sinds oude tijden als een zacht purgeermiddel gebruikt. Vroeger werden de vruchten onder de naam van pijpkassia naar Eur. geëxporteerd en als ‘oude mannetjes drop’ in drogisterijen verkocht.’
In bepaalde Amsterdamse snoepwinkels bleek deze zeer bijzonder smakende oudemannetjesdrop nog onder deze naam verkrijgbaar, zij het tegen de vijftigvoudige prijs van die in Dekkers jeugd.
Alkmaar.
C. Kostelijk.
Naschrift: vergelijk voor de benaming oudemannetjesdrop Van Dale6 i.v. oudeman: ‘(Zuidn.) den oudeman hebben, kwijnende toestand van jonge kinderen, ten gevolge van onvoldoende voeding of slechte spijsvertering; in Noordn. er uitzien als een oud mannetje.’
Het hier geciteerde treft men niet meer aan in Van Dale7 en Van Dale8.
C.K.