De Nieuwe Taalgids. Jaargang 55
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Fagiano, Huygens, MarinoIn de uitgave van de Briefwisseling van Huygens, R.G.P., dl. I, vertaalt Worp, op pag. 359, uit een brief van Huygens aan D. Molino o.a.: ‘Het werkje van Fagiano vind ik zeer geleerd en scherp, en de dichter schijnt mij te vergelijken met Marino’. In of via de aantekeningen bij de brief vindt men de volgende gegevens: D. Molino: Senator van Venetië, staatsman en geleerde, die kunsten en wetenschappen beschermde en met beroemde Nederlandsche geleerden als Ad. Vorstius, Heinsius en Vossius, in briefwisseling stond. Gestorven 1636. Fagiano: Het is niet duidelijk wie hier bedoeld wordt. Datering van de brief: Boven de minuut staat alleen het jaartal. In de Dizionario Letterario Bompiani, 1947, dl. II staat als enig werk van Fagiano vermeld: Considerazioni di Messer Fagiano sopra la seconda parte dell 'Occhiale del Cav. Stigliani, Venezia, 1631. Messer Fagiano blijkt het pseudoniem (voor dit boek) te zijn van Nicola Villani, 1590-1636. De volledige titel van het exemplaar van dit boek dat zich in de B.N.C. te Florence bevindt (thans als microfilm ook in de U.B. te Utrecht) luidt: Considerationi / di / Messer Fagiano / Sopra / La seconda parte dell'Occhiale / del Caualiere Stigliano, / contro allo Adone / DEL CAVALIER MARINO; / E sopra la seconda difesa / Di Gerolamo Aleandro. / Con Licenza de' Sup. & Privilegio. / [drukkersmerk] / In Venetia, MDCXXXI / Appresso Gio: Pietro Pinelli. Dit kan niet anders zijn dan het boek dat in de Catalogus van Huygens' bibliotheekGa naar voetnoot1) vermeld staat als Considerations sopra L'Adona di Marino. ‘Het werkje van Fagiano’ is een verhandeling over o.a. de tweede helft van Marino's Adone, naar aanleiding van de fel-afbrekende kritiek daarop uitgeoefend door Stigliani. Er komen in Fagiano's verhandeling echter nog vele andere dichters, als Dante, Petrarca, Tasso, Bembo, Guarino, ter sprake, en dat zeer uitvoerig. En het bevat geen enkel gedicht van Fagiano zelf. Tòch schijnt Huygens over de dichter te spreken, blijkens Worps weergave van het brieffragment. In de manuscripten van Huygens uit de Bibliotheek van de K.A. te Amsterdam, gedeponeerd in de K.B., deel XLVII, treft men als nr. 87 aan (het klad van) de brief van Huygens aan D. Molino dd. 10 jan. 1632. Daarin staat echter o.m. te lezen: ‘Quanto à l'operetta di S. Fagiano dico (?) che οὐκ ἐμὸν κϱίνειν τάδε. voglio usar l'autorità che miui(?) attribuisce V.S.M. e dirle ch'à mio parere(?) è dotta, pungolato(?)...(?), degna sì dell' autore come del gran Marino;...’. Ondanks de enkele (voor mij) moeilijk of geheel niet te lezen woorden is het wel duidelijk dat Worps vertaling ongelukkig geformuleerd werd. Duidelijkheidshalve dient men immers te vertalen: ‘Wat betreft het werkje van mijnh. Fagiano, zeg ik(?) dat het niet aan mij staat zoiets te beoordelen; ik wil het gezag dat Ued. mij toeschrijft gebruiken en U zeggen dat het naar mijn inzicht geleerd en prikkelend (?) is...(?), zowel de schrijver als de grote Marino waardig; ...’. ‘... de dichter schijnt mij te vergelijken met Marino’ bedoelt dus te zeggen: ‘... de auteur is, naar het mij, Huygens, voorkomt, in grootheid te vergelijken met Marino’. Van de ‘dichter’ is in de Italiaanse tekst geen sprake. Alleen Fagiano, als schrijver van dit werk, wordt even hoog geprezen als | |
[pagina 157]
| |
Marino: beiden zijn blijkens hun werk geleerd en prikkelend en Stigliani kan (zo vervolgt Huygens) met z'n kwaadwilligheid of dwaze jaloezie slechts een weinig schaduw op hem, Marino, werpen. ‘Het werkje van Fagiano’ vormt, met de Uccellatura di Vicenzo Foresi all'Occhiale del Cav. Fra Tommaso Stigliani (Venezia, 1630), de bijdrage die Villani leverde tot de polemiek, die in Italië naar aanleiding van de Adone ontbrand was. In de Uccellatura bestrijdt Villani de kritiek van Stigliani op de eerste helft van Marino's beroemdste werk. De Considerationi vormen het, door Villani ook als zodanig aangekondigde, vervolg daarop. Belloni haaltGa naar voetnoot1) naar aanleiding van de Considerationi Villani's eigen woorden aan. Deze zei nl. dat hij zich gezet had aan de lectuur van de Adone ‘per non far niente’ d.i. ‘om (echt) niets te doen’. Aan de bestrijding van Stigliani evenwel wijdde hij zich ‘per far maggiormente nulla’, ‘om veel meer niets te doen’. Bewondert hij dus allerminst Stigliani, Marino onthoudt hij evenmin zijn kritiek. De lectuur van Fagiano's werk brengt Belloni tot het slotoordeelGa naar voetnoot2) dat Villani hier een ‘helder en evenwichtig criticus’ is en z'n werk ‘toch, ten slotte, geen verdediging van Marino, hoewel het schijnbaar gericht is tegen Stigliani als criticus van Marino’. Tot 'n soortgelijke conclusie kwamen een C. TrabalzaGa naar voetnoot3), een B. CroceGa naar voetnoot4) en A. CecconGa naar voetnoot5). Laatstgenoemde brengt ookGa naar voetnoot6) D. Molino ter sprake. Hij blijkt een Venetiaans edelman, een mecenas, en zó'n groot vriend van... Villani (alias Fagiano) dat deze, omwille van zijn vriendschap én omwille van de republikeinse vrijheid in Venetië vanuit z'n tijdelijke woonplaats op Corfu naar de Dogenstad terugkeert! D. Molino stuurt Huygens reeds vóór 10 januari 1632 het in 1631 verschenen tweede deel van een werk dat kritiek uitoefent op vele (poëtische) zaken, naar aanleiding van de afbrekende kritiek van Stigliani op Marino's Adone. Het boek is van de hand van een van Molino's grote vrienden, Nicola Villani. Huygens weet (misschien) niet wie zich achter het pseudoniem Fagiano verbergt, maar dankt de gever op hoffelijke wijze, waarbij hij de schrijver Fagiano evenzeer looft als de (door deze geenszins onverdeeld geprezen) ‘grote Marino’. De formulering die hij daartoe kiest, is zodanig dat daaruit niet kan of mag worden geconcludeerd dat hij Fagiano's werk serieus heeft bestudeerd. De indruk van het tegendeel dringt zich daarentegen op. Tot een bijzondere aandacht voor het werk van Marino, die hier ‘verdedigd’ wordt, voor wat het tweede gedeelte van de Adone betreft, hoeft men uit het ontvangen en, naar eigen zeggen reeds ‘onbevoegde’, beoordelen van ‘het werkje van Fagiano’ niet te besluiten. P.E.L. Verkuyl. |
|