Nog een achttiende-eeuws ‘verengelen’
In jg. 43 van de Nw.Tg. (p. 292) noemt dr. J.H. van Lessen zes bewijsplaatsen van verengelen of verengeld uit de achttiende eeuw. Prof. Minderaa voegde daar in jg. 45 (p. 45) nog drie voorbeelden aan toe. Hier volgt nog een plaats uit de vroege achttiende eeuw van H.K. Poot (II 33-1728):
't Zyn pronksieraden voor het hart,
Juweelen, die 't gemoet verryken
En schier verengelen, eeuwigh bly.
(Dichtbrief aan Klaesje Poot)
Hier wordt dus verengelen verbonden met verryken van ‘'t gemoet.’
's-Hertogenbosch
F.K.M. Mars.