bevat korte besprekingen van: Stijn Streuvels, tekst Antoon Coolen, inleiding Herman Teirlinck; Hugues C. Pernath en Paul Snoek, Soldatenbrieven; Pierre Brachin, Un Hollandais au Chat Noir.
Januari 1962. Pierre H. Dubois schrijft over het Voortreffelijk romandebuut van Remco Campert met Het leven is Vurrukkeluk. - G. Stuiveling, Postume Humor, ziet veel Biedermeier-charme in de Nagelaten snikken van Piet Paaltjens (editie Hans van Straten), dat overigens een weinig belangrijk bundeltje is.
Maatstaf. Januari. G.H. 's-Gravesande licht de kwestie toe van de ‘koldereuze rijmpartij tussen Vestdijk en Werumeus Buning’, Een strijd in sonnetten.
Roeping. November 1961. Piet Oomes publiceert persoonlijke herinneringen aan Antoon Coolen.
December 1961. Een nummer gewijd aan Pierre Kemp ter gelegenheid van diens 75e verjaardag, met bijdragen o.m. van Antoon van Duinkerken en Karel Meeuwesse en creatief werk van Pierre Kemp zelf.
Januari 1962. Lambert Tegenbosch mediteert onder de titel L'auteur de trente ans over Ter Braak, Politicus zonder Partij en over Mulisch, Voer voor psychologen, beide werken van dertigjarigen. - In De Kroniek tracht Ben Wolken in Stalpart en het Maniërisme, naar aanleiding van de uitgave der Madrigalia door M.C.A. van der Heijden, de verhouding tussen aardse en hemelse liefde voor de barokkunstenaar te benaderen.
Ontmoeting. Januari. De rubriek Kritieken bevat besprekingen in het kort door J.E.N. van o.m.F. Bordewijk, Tijding van ver; Marnix Gijsen, De diaspora; F.W. Heerikhuizen, Het werk van Arthur van Schendel.
Februari. Een Redactioneel is gewijd aan de dood van Gerrit Achterberg. - C. Ouboter bespreekt in Nieuwe Windrozen de volgende dichtbundels: Coert Poort, Mannenwerk, Guillaume van der Graft, Een stadsmens en Jan Verhoef, Requiem.
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXVIII, Afl. 4. Paul R. Sellin toont aan, dat van Daniël Heinsius' Nederduytsche Poëmata aan De uitgaven van 1616 en 1618 een vroegere uitgave van het begin van 1616 is voorafgegaan, terwijl die van 1618 niet anders is dan een heruitgave van de (tweede) druk van 1616. - K. Heeroma heeft de bibliografische geschiedenis van De Nederlandse bewerkingen van Comenius' Janua Linguarum - en van het Vestibulum - zorgvuldig nagegaan, en bouwt daaruit een hypothese op aangaande de auteur van de eerste Janua-bewerking, waarmee de duidelijke oostelijke inslag in diens taalgebruik, door H. in biezonderheden aangewezen, te verklaren zou zijn. - P.C. Boeren stelt Ten derde male Jan van Stijevoort aan de orde; hij moet, op grond van gegevens uit het Universiteitsmatrikel van Leuven, zijn vroegere veronderstelling dat Jan v. St. in Leuven de meestersgraad zou hebben behaald, als onbewezen erkennen. - Na een uitvoerige analyse van Rotgans' Eneas en Turnus komt G.A. van Es tot een waardering van het treurspel, die wel niet zo gunstig is als die van Knuvelder, maar evenmin zo geringschattend als die van Jonckbloet en Kalff. - C. Kruyskamp beoordeelt De vijfentwintigse Koenen, het Handwoordenboek van Koenen-Endepols-Naarding, 25e druk.
Driemaandelijkse Bladen. XIII (1961), Afl. 4. K. Heeroma ontwikkelt in een artikel Zak een hypothese over de etymologie van noordoostelijk en fries