De Nieuwe Taalgids. Jaargang 55
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Heliand: Het lied van de Heiland Proeve van vertaling der eerste twee zangenRond het jaar 830 schiep een Saksisch dichter een heldenepos, waarvan Christus de hoofdpersoon is. De kerstening van het Saksenland, dat van de Utrechtse heuvels tot aan de Elbe reikte, was in volle gang. Geboren in de traditie van het Germaanse goden- en heldenlied, ontmoet deze inheemse zanger het nieuwe geloof, dat met onweerstaanbaar élan van de eilanden in het westen naar het vasteland oversloeg. Reeds hadden de Angelsaksen de Germaanse liedkunst geënt op de stam van Vergilius, wiens Aeneas in het verre Ierland de storm van de volksverhuizing had overleefd. Nu bloeide ook in onze streken het religieuze epos op. Het weerspiegelt niet alleen de stralende glans van het jonge Christendom, maar ook de politieke expansie der reeds vroeger gekerstende Franken. Het Lied van de Heiland is het enige heldendicht uit deze periode, waarvan de tekst vrijwel geheel bewaard is gebleven. Het bestaat uit ongeveer 6000 Germaanse verzen, die door een caesuur in twee gelijkwaardige helften worden verdeeld. Deze beide vershelften worden verbonden door middel van stafrijm (= beginrijm of alliteratie). Het ritme is nog niet verstard door romaanse en klassieke prosodische regels, die, ofschoon gegroeid in anders gestructureerde talen, meer en meer de Germaanse woordkunst zouden gaan bepalen. Vier heffingen schragen het vers; het aantal lettergrepen tussen de heffingen loopt sterk uiteen. De derde heffing, de zgn. hoofdstaf, allitereert met de eerste of met de tweede, in veel gevallen met beide; de vierde heffing is van het stafrijm uitgesloten. De recitatieve melodie, waarop het gedicht werd voorgedragen, is niet overgeleverd. Maar niet slechts de vorm is autochtoon, ook uit de inhoud blijkt dat de auteur, zelf Germaan, voortdurend rekening houdt met de voorstellingswereld van zijn stamgenoten, ook al is hij terdege op de hoogte van de Latijnse theologische literatuur van zijn tijd. Christus trekt rond als een held, wiens volgelingen hem trouw verschuldigd zijn tot de dood. De dichter geeft zich dan ook de grootste moeite Petrus te sauveren, wiens verraad hem bij de Germaanse toehoorders onmogelijk dreigde te maken. Het Christuskind draagt rijk versierde kleertjes; de paardeknechten komen uit de nachtweide, om het te aanbidden. Jozef en Maria trekken met groot gevolg naar Egypte. De storm steekt op uit het westen, Christus vaart in een ‘hooggehoornd’ schip; Lazarus' graf wordt met een liggende steen afgesloten, nadat zijn lichaam met aarde is bedekt. Vreemde gebruiken en opvattingen worden uitdrukkelijk als zodanig gesignaleerd, zoals het vieren van verjaardagen, of het alléén dragen van de schuld door de overspelige vrouw. Het is verwonderlijk te zien, hoe vanzelfsprekend deze Saksische priester, zonder afbreuk te doen aan het leerstellige, zijn verhaal germaniseert, terwijl in onze tijd de aanpassing van de kerstening aan exotische cultuurvormen slechts uitermate stroef op gang komt. Het voor de geschiedenis van onze poëzie zo belangrijke gedicht is wel in het Duits, het Frans en in het moderne Nedersaksisch vertaald, maar nog niet in het Nederlands. Ik heb daarom getracht de eerste twee zangen van het epos tot nieuw leven te wekken; zoveel het in mijn vermogen lag, zijn het oude ritme en de regels der alliteratie gehandhaafd; het resultaat blijft uiteraard een compromis. | |
[pagina 130]
| |
Het Lied van de Heiland.Zang IGa naar voetnoot1)
1[regelnummer]
Velen leefden vroeger, die zich voelden gedreven
om wijd te verbreiden het woord van God,
te verhalen de mare, hoe de machtige Christus
in de wereld der mensen wonderen volbracht,
5[regelnummer]
met woord en met werk. Menig wijze begeerde
in zijn leven te loven de leer van Christus,
het heilig woord Gods, en met zijn handen te schrijven
in 'n bontgekleurd boek, hoe zijn boodschap moest worden
volbracht, door het mensenkroost. Maar in die menigte was
10[regelnummer]
een viertal mannen, op wie de macht lag van God,
de hulp van de hemel, de heilige Geest,
de kracht van Christus; zij werden gekozen daartoe,
opdat zij ééns voor al het evangelie,Ga naar voetnoot2)
te boek zouden brengen met geboden des Heren,
15[regelnummer]
het heilig hemelwoord; dit kon onder de helden geen ander,
onder de kinderen der levenden; verkozen was alleen
dit viertal hiervoor, door des Vaders macht.
Mattheus en Marcus, - zo waren die mannen geheten- -
Lucas en Johannes, geliefd bij God,
20[regelnummer]
waardig tot dat werk. Nu had de wil van de Heerser
in de harten der helden de Heilige Geest
gestort tot versterking, en verstandige zin,Ga naar voetnoot3)
zoveel wijze woorden en wonder vernuft,
opdat zij aan zouden heffen, met heilige stem,
25[regelnummer]
het Woord Gods, vol wijding, dat zijn weerga niet vindt,
dit verhaal, op de aarde: nooit werd de Heerser meer
geloofd, die ons leidt, of meer verlamd alle misdaad
en vuigheid geveld; nooit werd der boze vijanden haat
in de strijd zo weerstaan: want Hij was sterk van gemoed
30[regelnummer]
mild en goed, de meester van hun arbeid:
de edele Schepper, de Al-machtige.
Dat moesten zij vieren vervolgens met hun vingers schrijven
zetten en zingen, en zeggen voort,
wat zij van Christus' kracht, die zo klaar was gebleken,
35[regelnummer]
hadden gezien en gehoord, wat Hij zélf had gesproken
verwoord en gewrocht, veel wondere zaken
ál wat onder mensen de machtige Heer
van de aanvang af alléén door zijn kracht
| |
[pagina 131]
| |
de Geweldige sprak; ook toen hij de wereld schiepGa naar voetnoot1)
40[regelnummer]
en alles ving in één enkel woord,
hemel en aarde en wat daarin is besloten,
gemaakt of gegroeid: dat werd met goddelijke woorden
ganselijk begrepen, en gegeven daarna
welk van de volken over de wereldstreken
45[regelnummer]
het wijdst zou gebieden, en wáár ieder tijdvak
op aarde zou eindigen. Nog slechts één daarvan hadden
de kinderen der levenden vóór zich, er waren er vijf reeds verstreken,
nu zou nog het zesde vol zaligheid komen
door de kracht van God, door Christus' geboorte
50[regelnummer]
de beste Heiland, uit de Heilige Geest,
in deze middelste tuinGa naar voetnoot2), menigeen tot hulpe,
de mensenzonen ten bate tegen de boosheid der duivels,
tegen de bedwelming der duisternis. In die dagen gaf God
aan de lieden uit Rome, van de rijken het grootste.
55[regelnummer]
Zijn hand had hun heirschaar behoed en versterkt,
zodat zij alléngs bedwongen landen en volken.
Vanuit de ringwal van Rome hadden zij hijn rijk veroverd,
vertrouwend op hun helmen;Ga naar voetnoot3) hun hertogen zaten
alom in de landen, zij hadden over de lieden macht
60[regelnummer]
bij de vreemde volken. De vorst Herodes
was in Jeruzalem, de stad, over het strijdvolk der Joden
verkozen tot koning, omdat de keizer hem derwaarts
- van Rome, de stad, de sterke monarch -
heenzond naar het hof. Maar hij was in 't geheel niet verwant
65[regelnummer]
aan Israëls kroost, noch door edele geboorte
gekomen uit hun kunne;Ga naar voetnoot4) slechts omdat hij door des keizers wil
uit Rome, de stad, gesteld was over de Joden
waren zij hem gehoorzaam, de helden van Sion,
de averen Israëls,Ga naar voetnoot5) geëerd om hun moed;
70[regelnummer]
zij waren standvastige vrienden van de vorst Herodes,
zolang die de macht had over de lieden van Juda,
de heerschappij van het imperium. Nu was er in die plaats ook een
grijsaard,
die sterk was van geest en verstandig van zin:
hij was uit de lieden van Levi, een loot aan de stam
75[regelnummer]
van de zoon van Jacob, van aanzienlijke afkomst.
Zacharias was hij geheten. Dat was zo'n heilig man
omdat hij gaarne diende God, de Heer,
en Zìjn wil vervulde; ook zijn vrouw deed alzo.
| |
[pagina 132]
| |
Zij was een bejaarde vrouwe; in hun jeugd was hun beiden
80[regelnummer]
geen oir geschonken, geen erfgenaam.Ga naar voetnoot1)
Zij leefden zonder blaam, gaven lof aan God,
waren hogelijk gehoorzaam aan de hemelkoning,
zij eerden onze Heer; tot geen euvelmoed wilden zij
zich vermeten onder de mensen, en geen misdaad plegen,
85[regelnummer]
voor wet noch geweten. Vol weemoed was hun denken,
omdat zij nimmer een erfgenaam nog zouden krijgen
en kinderloos bleven. Nu riep hem het gebod van God
binnen de burg; als de beurt aan hem kwam,
telkens als de tekenen van de tijd daartoe maanden,
90[regelnummer]
dan moest hij op 't altaar het offer van de Heerser,
het heilige, brengen van de hemelkoning,
als dienaar van God. Hij begeerde vol ijver
dat hij mocht vervullen zijn ambt met een vroom gemoed.
Zang II
Nu was de tijd gekomen -naar de telling der dagen
95[regelnummer]
door de wijzen des woords- dat het wijoffer Gods
Zacharias moest verzorgen. Toen kwam tezamen een menigte.
daar in de stad Jeruzalem, van de strijders der Joden
van de heirschaar, in het heiligdom, waar zij de heersende God
vol vurige vroomheid vragen wilden
100[regelnummer]
de Heer, zijn genade, opdat de hemelkoning
hen van leed zou verlossen. De lieden stonden
rond het heilige huis, en de hoogbejaarde
ging het bedehuis binnen. Nu beidde het volk.
buiten het bouwwerk, der Hebreeuwen lieden,
105[regelnummer]
tot de vroede Leviet vervuld zou hebben
de wil van de Heerser. Toen hij nu de wierook droeg,
de oude, door de tempel, en rond het altaar ging
met zijn koperen rookvat, om de Koning te dienen,
-hij vervulde vroom voor zijn Vorst en Heer
110[regelnummer]
de goddelijke dienst, gaarne bereid,
oprecht van gemoed, zoals men zijn meerderen steeds
met vreugde moet volgen - toen kwam er vrees in zijn hart,
angst, daar in de offerhal: hij zag een engel van God
in de gewijde gewelven, die sprak hem met zijn woorden toe,
115[regelnummer]
hij beval de vroede geen vrees te koesteren.
‘Wat deinst gij zo beducht? Uw daden hebben steeds
de Heerser behaagd, en uw heilwoorden ook,
Hij waardeert uw dienst, omdat uw gedachten gaan
naar de Éne alleen. Zijn engel ben ík,
120[regelnummer]
Gabriël ben ik geheten, die steeds voor Gode sta,
voor des Alheersers aanschijn, tenzij hij mij met een opdracht wil
zenden,
| |
[pagina 133]
| |
ergens naar toe. Hij beval mij naar de aarde te reizen,
om u met klaarheid te verkonden, dat u een kind wordt geboren
uit uw vergrijsde gade; het zal een gave des Heren
125[regelnummer]
op deze wereld worden, zeer welbespraakt.
Het zal in zijn dagen nimmer drank gebruiken,
geen wijn in zijn leven, zo heeft het lot beschikt,
het metende, hem bepaald, en ook de macht van God.Ga naar voetnoot1)
Hij beval mij dat ik u zeide, dat het de gezel zal worden
130[regelnummer]
van de hemelheerser, en dat gij het behandelt met zorg,
grootbrengt met goedheid; Hij zei dat Hij het begiftigen wilde,
het schatten wou schenken in des Scheppers rijk.
Hij zei dat de heilige held, Johannes tot naam
hebben zoude, en dat gij het zó moet noemen,
135[regelnummer]
het kind, als het komt, dat Christus tot gezel
op deze wijde wereld worden zal,
die zijn éigen Zoon is; zij zullen nu weldra
beiden geboren zijn tot openbaring van God.’
Zacharias schroomde niet tot de schitterende te spreken,
140[regelnummer]
tot de bode van hierboven: - het gebeurde begon
hem te verwonderen, die woorden - Hoe kan dat geworden aldus
in de luwte van het leven? Het is te laat voor ons beiden
om te krijgen wat gij verkondigt met klare taal.
Want wij tweeën telden twintig wintersGa naar voetnoot2)
145[regelnummer]
van de vele des levens, toen deze vrouw tot mij kwam,
en wij zijn nu tezamen zeventig winters
ter bank en te bedde, sinds ik tot mijn bruid haar koos.
Wij konden niet bereiken in de kracht onzer jeugd
dat wij een eigen kind, een erfgenaam,
150[regelnummer]
mochten voeden in ons voorhuis; nu is ons leven zo voortgeschreden,
ons heeft de ouderdom ontnomen de aandrift tot daden;
schier beloken is het licht, onze lendenen zijn traag,
ons vlees is vervallen, vervaald de huid,
ontluisterd ons gelaat, heel ons lichaam verdord.
155[regelnummer]
ons beider uiterlijk onherkenbaar,
zo onze fierheid en mateloze kracht. - Daar wij al zo menige dag
wonen op deze wereld, daarom verwondert het mij,
dat het werkelijk zou worden, zoals gij met uw woorden spreekt.
J.A. Huisman. |
|