Nogmaals weduwe.
Nauwgezette NTg.-lezers van goede memorie kunnen opgemerkt hebben dat de steller van de bladvulling weduwe, NTg. LIV, 33, zichzelf herhaald heeft: zie NTg. XLVI, 264. Met verontschuldiging voor het achteraf gebleken memorietekort bij de auteur volgt hier een aantekening bij het meervoud van datzelfde weduwe. In Neerlandica, 192 vlgg. is uitvoerig gehandeld over het veldwinnen van het -s-meervoud bij woorden op -ə, geschreven -e, en daarbij is o.a. opgemerkt dat de -s-pluralis vaak nog wat minder verzorgd, wat ‘populairder’ aandoet dan de oude op -n. Daarmee hangt samen dat er woorden zijn die wegens hun stilistische en semantische sfeer (nog) helemaal niet voor het -s-meervoud in aanmerking komen: gelofte en gedachte staan niet op een lijn met ziekte en dienstbode (NTg. XLIII, 205). De Woordenlijst van 1954 heeft de -s-pluralis in veel ruimere mate erkend dan zijn laatste voorganger van 1914, maar heeft dat niet gedaan bij weduwe. Ook Koenen25 en Van Dale8 hebben alleen -n. Alle drie volkomen terecht: weduwe kan niet gepluraliseerd worden als dienstbode.
En toch... Enige jaren geleden moesten de verloofden van twee vriendinnen gelijktijdig eenzelfde zeer zware operatie ondergaan. Tijdens het langdurig verblijf in het ziekenhuis van de geopereerden zaten de vrouwelijke verloofden eens bijeen, en een van de twee zei zuchtend: ‘Daar zitten nou de twee weduwes.’ En bij dat ironiserende, dus ook wat populariserende gebruik van weduwe was het -s-meervoud heel aannemelijk; het ‘deed het’ zelfs bijzonder goed. Wat nog niet zeggen wil, dat het verdient voortaan in woordenboeken gehonoreerd te worden.
C.B.v.H.