De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Persoonsvorm en voegwoordGa naar voetnoot1).0. Inleiding 1. De pv als kriterium voor zinsindeling 2. De plaats van het onderwerp t.o.v. de pv bij inversie 2.1. Het type je 2.2. Het type jouw vriend 3. De plaats van het onderwerp t.o.v. het vw 3.1. Het type je 3.2. Het type jouw vriend 4. Konklusies voor het ABN 5. Kongruerende vw's in onze dialekten 6. Konklusies | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0. InleidingHet voegwoord (vw) zet ons voor een stel problemen die niet op slag op te lossen zijn. Ik wil er nu maar een van bespreken: de verhouding tussen vw en pvGa naar voetnoot2). Eigenlijk is de zaak iets ingewikkelder: het betreft nl. de verhouding tussen pv en alle verbindende woorden aan het begin van bijzinnen, d.w.z.: vw, betrekkelijke en vragende woorden. Maar omwille van de overzichtelijkheid beperk ik me tot pv en vw. Ik zal laten zien dat de plaatsmogelijkheden van het onderwerp t.o.v. de pv (altans bij inversie) precies gelijk zijn aan die van het onderwerp t.o.v. het vw. Syntaktisch zijn pv en vw dus heel na verwant. Hiermee zou m'n artikel eigenlijk af moeten zijn, want hiermee is de verhouding tussen pv en vw in het ABN in hoofdzaak besproken. Maar ik ben bezweken voor de verleiding om een kort supplement te geven waarin een dialektverschijnsel besproken wordt: de kongruerende vw's (nummer 5). In sommige dialekten blijken pv en vw namelijk behalve syntaktisch ook nog morfologisch verwant te zijn doordat het vw net als de pv met het onderwerp kan kongrueren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De pv als kriterium voor zinsindelingZinsindeling is mogelijk op basis van twee kriteria: binnenbouw of buitenbouwGa naar voetnoot3). Sluiten we de nominale zin en enkele andere weinig frekwente types even | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit, dan wordt het begrip zin identiek met ‘ww-patroon’. Een hoofdzin is nu een ww-patroon dat zelf geen patroondeel is (geen deel dus van een groter patroon), een bijzin een ww-patroon dat zelf wel patroondeel isGa naar voetnoot1). Het is duidelijk dat de buitenbouw hier indelingskriterium geweest is. Maar is een ww-patroondéél (dus een zinsdeel) indelingskriterium voor ww-patronen, dan gaan we uit van een eigenaardigheid in de binnenbouw. Als ww-patroondeel kiezen we de pv, en dan krijgen we zoals bekend, in eerste instantie twee zinstypes: dat met voor- en dat met achterplaatsing van die pv. Verreweg de meeste hoofdzinnen vertonen voorplaatsing, verreweg de meeste bijzinnen achterplaatsing, maar een klein aantal uitzonderingen dwingt ons tot een scherp onderscheid tussen binnen- en buitenbouw-kriteria. - Een voorbeeld: als ie toch maar z'n trein (haalt)
Dit is een hoofdzin met achterplaatsing. Een tweede voorbeeld vormt het schuingedrukte deel van de zin: hij zegt: ik (geloof) er niks van
Dit is een bijzin met voorplaatsing. (De traditie gebruikt voor deze twee voorbeelden de termen hoofdzin met bijzinsvolgorde en bijzin met hoofdzinsvolgorde, maar termen die zó'n tegenspraak bevatten zijn wetenschappelijk noch didaktisch bruikbaar. Daarom zie ik geen mogelijkheid om ze te handhaven, hoe vervelend een termverandering in de spraakkunst ook is). Bij voorplaatsing zijn zoals bekend twee mogelijkheden: de pv is eerste of tweede zinsdeel. En het eerste type, het niet-konstaterendeGa naar voetnoot2) heeft nu onze speciale aandacht in verband met de vergelijking met het vw. Het heeft ermee gemeen dat het eerste zinsdeel is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De plaats van het onderwerp t.o.v. de pv bij inversie2.1. Het type jeEr zijn twee types onderwerp die we in dit verband moeten onderscheiden: het onbeklemtoonde pers. vn en alle andereGa naar voetnoot3). Is een onbeklemtoond pers. vn onderwerp, dan kan geen enkel zinsdeel het van de pv scheiden:
Intussen houdt de plaats direkt na de pv heel sterk de voorkeur bij élk onderwerp: frekwentieproeven bewijzen het. (Het plaatsonderwerp erGa naar voetnoot4) sluit zich helemaal aan bij het type je). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Het type jouw vriendDezelfde scheidbaarheid die we zoëven bij de beklemtoonde pers. vn's hij, wij enz. aangetroffen hebben, vinden we eveneens bij allerlei andere onderwerpen. We nemen jouw vriend hier als type, en gaan nu aan de hand van enkele voorbeelden na, hoe het met de scheidbaarheid staat:
Zonder dat we deze kwestie hier uitvoerig bespreken, kunnen we toch alvast dit konkluderen: het onderwerpstype jouw vriend heeft bij inversie een voorkeur voor de plaats direkt achter de pv, maar desnoods kan een bw bep. van een bepaald aantal types (daarom of morgen bv.) het daarvan scheiden. Een bw bep. van het type erg hard kan het niet; evenmin een mv zoals in ons voorbeeld aan zo'n kind of een lv (een boek in ons voorbeeld). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De plaats van het onderwerp t.o.v. het vwAfgezien van het type een halve eeuw nadat is het vw altijd eerste zinsdeel. De plaatsregels van het onderwerp na een halve eeuw nadat zijn weer identiek met die van het onderwerp na nadat alleen, zoals die voor het onderwerp na morgen werkt identiek zijn met die na werkt alleen. Ook nu behandelen we achtereenvolgens de types je en jouw vriend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. Het type jeIs het onderwerp in een zin met achterplaatsing (en met een vw) een ‘onbeklemtoond pers. vn’, dan kan geen enkel zinsdeel het van het vw scheiden:
Ook nu bewijzen frekwentieproeven dat de voorkeurplaats van élk onderwerp direkt achter het vw ligt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Het type jouw vriendOok de scheidbaarheid van het type jouw vriend t.o.v. het vw is gelijk aan die t.o.v. de pv:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opnieuw kunnen we zonder uitvoerige bespreking van alle details konkluderen dat het onderwerpstype jouw vriend een voorkeurplaats heeft: die direkt achter het vw. Maar desnoods kan een bw bep. van een bepaald aantal types (daarom of morgen bv.) het daarvan scheiden. Een bw bep. van het type erg hard kan het niet; evenmin een mv zoals in ons voorbeeld aan zo'n kind of een lv (een boek in ons voorbeeld). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Konklusies voor het ABNDe plaatsregels van het onderwerp t.o.v. de pv bij inversie zijn dus identiek met die van het onderwerp t.o.v. het vw. Het vw is dus een zinsdeel. Zonder dat ik nu een volledige beschrijving wil geven van alle vorm- en betekenis-eigenaardigheden van pv en vw, wil ik nog enkele andere feiten noemen die de verwantschap van die twee bevestigen. Zoals de pv soms ‘achter in de zin’ nog een of meer verwante elementen heeft (ow, vd enz.), zo heeft het vw de pv als verwant element ‘achter in de zin’. Die verwantschap blijkt o.a. uit het feit dat toen ik kom uitgesloten is: toen vereist kwam of algemener uitgedrukt de tweede hoofdvorm van pvGa naar voetnoot1). Niet in elk maar wel in veel opzichten gaat de vergelijking op: toen (vw): nu (vw) = kwam : kom Semantisch vertoont de pv tijds- en modaliteitselementen, - om het nu maar even grof uit te drukken. Semantisch vertoont het vw diezelfde elementen plus dat van de binding met elementen van de buitenbouw (dat laatste heeft het gemeen met het vzaz). Ik geef een paar voorbeelden van vw's:
Een vw als doordat heeft niet per se modaliteitsaanduiding; wel moet het altijd verbinden. Tot slot nog een paar typische vergelijkingen tussen een pv als eerste zinsdeel en een vw:
Deze fragmentarische verzameling feiten is misschien voldoende om te laten zien dat de gegevens uit de vorige nummers niet alleen staan en uiteindelijk ook niet alleen mogen blijven staan, wil ons inzicht in de feiten hier scherp genoeg worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat het ABN betreft, kunnen we nu het artikel besluiten, maar zoals gezegd: hier is een aardige gelegenheid om een verschijnsel uit bepaalde dialekten in een groter verband te zetten, nl. dat van de kongruerende vw's. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Kongruerende vw's in onze dialektenSinds v. Haeringen jaren geleden dit verschijnsel uitvoerig besproken heeftGa naar voetnoot1) zijn hierover talrijke morfologische feiten bekend geworden die ik hier niet hoef te vermelden. Het gaat nu enkel om de samenhang met de syntaktische feiten die in de vorige nummers beschreven zijn. Zoals de pv soms door getals- en ook door persoonskongruentie z'n syntaktische verwantschap met het onderwerp morfologisch nog 's ekstra aksentueert in het ABN, zo doet het vw die twee dingen in sommige dialekten:
We zouden het Afrikaans, het ABN en bv. het Leids naast elkaar kunnen zetten:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. KonklusiesIn de voorbeelden van zoëven ontbreekt de syntaktische betrekking nergens, de morfologische soms wel. Maar zelfs waar de morfologische aanwezig is, daar omvat hij soms minder gevallen als de syntaktische. Zo ontbreekt de persoonskongruentie bv. in het hele meervoud in het ABN, de getalskongruentie is afwezig in de tweede hoofdvorm van alle regelmatige ww's:
In dit voorbeeld hebben onderwerp en pv morfologisch dus niets gemeen. Van Haeringen heeft erop gewezen in z'n zojuist genoemde artikel, dat de vervoeging van de vw's nergens even volledig is als die van de pv's. Bij vw's omvat de morfologische kongruentie dus nóg minder gevallen. Bovendien worden zoals v.H. zegt, de vormen zonder buiging ook als mogelijk erkendGa naar voetnoot2). Dat alles brengt ons net als zoveel andere feiten tot de konklusie dat de morfologie een bijkomstig verschijnsel is, vergeleken met de syntaksis. Strikt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genomen geldt dat alleen voor de taaltoestanden die we nu op een enkel punt onderzocht hebben, maar het mag ons niet verbazen als het op den duur een algemeen-taalkundig feit zal blijken te zijnGa naar voetnoot1). Eindhoven, januari 1961. P.C. Paardekooper |
|