De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |
Een derde sonnet voor Dora?In het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage bevindt zich onder de vele documenten die van Kloos afkomstig zijn een handschrift van het sonnet ‘O vrouwe, ik weet niet of de starren weenen’. Het is afkomstig uit een poëzie-album van Henriëtte Perk, zuster van Jacques. Het gedicht is er gedateerd 25 november 1881 en heeft een titel die in geen van de edities van Verzen, waarin het voorkomt als nr. LVIIIGa naar voetnoot1), is overgenomen. Omdat deze handschriftversie van het sonnet zeker niet algemeen bekend is, laat ik hem hier volgen: Sterfelijke sterren.
O, vrouwe! ik weet niet of de sterren weenen, -
Hun licht 't gezicht in zilvren tranen baadt,
Of liefde's lach is over 't klaar gelaat,
Van wie zichzelf alleen hun lust ontleenen, -
Want hel als tranen ruischt de lach daarhenen . . . .
Maar - sterrennacht rijst, waar Gij stralend staat,
En diep in 't hart den gloed dier oogen slaat,
Die traan en lach en leed en lust vereenen.
En 'k peins - wanneer Uw lange blikken stroomen,
Waarheen der mijmring beeldenstoet hen trekt,
Die, beurtlings blijde en bleek, al vliedend komen:
Tot iedre blik in mij de bede wekt:
‘Ach! mochten ze eeuwig dus, onwetend, droomen,
Of 't waas des lachs, of 't floers der smart hen dekt’ -
25 November 1881.
Willem Kloos.
Over Sterfelijke sterren is totnogtoe tweemaal geschreven. Ik zelf besteedde er enige aandacht aan in het artikel Charaxes aan Rhodopis of Kloos aan Perk?Ga naar voetnoot2) Ik durfde toen niet te beweren dat het sonnet aan Perk gericht zou zijn, maar waagde wel een suggestie in die richting. Michaël, in zijn artikel Letterkundig bodemonderzoekGa naar voetnoot3), was, uitgaand van hetzelfde feit, nl. de twaalflettergrepige eerste regel van het sonnet, minder gereserveerd. In plaats van ‘vrouwe’ had er eerst ‘vriend’ gestaan en het gedicht werd oorspronkelijk voor Jacques Perk geschreven. Zeker was het niet voor Henriëtte Perk, want, zegt hij heel juist, ‘zou de vriend van de op de 1ste van die maand gestorven dichter aan diens zuster nog wel in die voor beiden zo droeve tijd dít sonnet geschreven hebben zo hij inspiratie had gehad?’ Geen van beiden wisten we op dat ogenblik dat Kloos in 1881 een relatie met een vrouw had gehad. Ik meende zelfs een aanwijzing in die richting, voorkomend in een van de brieven aan Vosmaer, met heel veel reserve te moeten gebruiken. Min of meer suggereerde ik dat de ‘Madonna’ waarover Kloos schreef wel eens een produkt van zijn fantasie kon zijn.Ga naar voetnoot4) Inmiddels zijn we erachter gekomen dat de Madonna wel degelijk bestaan heeft. Michaël vond in een brief aan Verwey haar voornaam: Dora.Ga naar voetnoot5) Me- | |
[pagina 244]
| |
vrouw A. Mankes-Zernike kon, voor een groot deel aan de hand van persoonlijke herinneringen, hoogst aannemelijk maken dat de geliefde van Kloos Dora Jaspers heette.Ga naar voetnoot1) Voor Dora Jaspers zijn dus, zoals Michaël zeer juist concludeerde, de sonnetten Madonna en Moisa geschreven. Het lijkt me nu erg voor de hand te liggen dat Kloos bovendien Sterfelijke sterren voor haar schreef. Met zekerheid weten we dat het gedicht op 25 november 1881 bestond. Het moet dus van '80 of '81 zijn. De verhouding met Dora was in november '81 naar alle waarschijnlijkheid al verbroken; er was dus geen enkel bezwaar een sonnet dat voor haar was geschreven te gebruiken voor het album van Henriëtte Perk. Volstrekte zekerheid hebben we niet, maar ik meen dat het sonnet door de sfeer en door het beeld dat er van de geliefde wordt gegeven eerder aan Dora doet denken dan aan Jacques Perk. Ik wijs bijvoorbeeld op de uitvoerige manier waarop Kloos over de ogen schrijft; ook in Madonna en Moisa komen die ter sprake en er is zelfs een zekere overeenkomst in visie tussen het begin van het sextet van Sterfelijke sterren en van dat van Madonna: ‘O, Vrouwe, ik wiegel stil op 't klare stroomen / Der diepe ziel, die uit uw oogen smacht’. De bij Kloos zeldzame aanspreking met ‘Vrouwe’ komt juist in deze drie sonnetten voor; als we veronderstellen dat ze alle-drie op Dora betrekking hebben is het niet meer nodig aan te nemen dat er oorspronkelijk ‘vriend’ heeft gestaan. Mij lijkt dat een voordeel, waarmee ik niet gezegd wil hebben dat ik dergelijke wijzigingen bij Kloos a priori onmogelijk acht. Integendeel. Rotterdam, april 1961. Peter van Eeten. |
|