De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdRondom StarterDe aankondiging van zijn gedicht Wt-treckinge vande Borgery van Amsterdam.
In 1956, bij de herdenking van de 350ste geboortedag van Rembrandt, verschenen ook enkele studies waarin vrij uitvoerig werd stilgestaan bij het gedicht Wt-treckinge vande Borgery van Amsterdam van Jan Jansz. StarterGa naar voetnoot1). Het enig bekende exemplaar van de eerste uitgave van dit 262 verzen tellende gedicht bevindt zich in het Rijksprentenkabinet te AmsterdamGa naar voetnoot2). De prent welke deze plano-uitgave siert, is van de hand van G. van Schyndel en heeft Rembrandt mede geïnspireerd tot zijn schilderij De Eendracht van het Land in museum Boymans-VanBeuningen te Rotterdam. Behoudens in het boek van prof. Hellinga is de tekst van het gedicht ook te vinden in J. van Vlotens uitgave van de Friesche Lusthof, blz. 330 vlgg. Clara Bille haalt in haar artikel een aankondiging van Starters gedicht aan voorkomend in een van de eerste nederlandse kranten, Tydinghen uyt verscheyde Quartieren van 7 februari 1623. Zij gaat echter op deze aankondiging niet nader in. Kranten uit het eerste kwart der 17e eeuw zijn maar zeer schaars bewaard gebleven, doch gelukkig heeft Folke Dahl alle bekende exemplaren van de tot en met 1625 gedrukte nederlandse kranten in facsimile gereproduceerd in zijn boek Dutch Corantos 1618-1625Ga naar voetnoot3). De aankondiging van Starters gedicht staat op folio 109 verso en luidt: Daer is uytgegaen een sinrijck gedicht van het uyttrecken van de Borgherye van Amsterdam ende andere Steden bewijsende dat d'eendracht van 't Lant meer bestaet in d'Eendracht der wel gewapende Borgers / als in stercke Vesten / gerymt bij I. Starter, ende is te vinden by Ian Evertsen Cloppenburgh Boeckvercooper op 't water tot Amsterdam. | |
[pagina 218]
| |
Dahl publiceert 166 kranten. In 14 hiervan komt een aankondiging van enig drukwerk voor; 6 aankondigingen betreffen kaarten en plattegronden en 8 boekwerken. Bij deze boekaankondigingen zijn er twee die betrekking hebben op hetzelfde werk. Zowel in de Courante uyt Italien en Duytschlandt &c. van 10 augustus 1624 (Dahl, fol. 34 verso) als in de Tydinghen uyt verscheyde Quartieren van dezelfde datum (Dahl, fol. 127 verso), komt de volgende aankondiging voor, op enkele onbelangrijke spellingverschilletjes na geheel gelijk: By Jan Evertsz. Cloppenburch is nieuw uytgegeven een Emblemata ofte Sinnewerck / voorghestelt in beelden / ghedichten / ende breder uytlegginge / tot uytdruckinge en verbeteringe van verscheyden feylen onser eeuwe. Deze aankondiging slaat op de bekende emblematabundel van Johan de Brune de Oude en stemt nauwkeurig met de titel hiervan overeenGa naar voetnoot1); alleen wordt in geen van beide kranten de naam van de auteur vermeld. Voor zover dat bij de andere aankondigingen kon worden nagegaan, was het blijkbaar de gewoonte een boek aan te kondigen door het eenvoudigweg afdrukken van de titel. De jonge zeeuwse advocaat Johan de Brune zal in 1624 buiten zijn gewest, te Amsterdam, zo weinig bekendheid genoten hebben, dat het mededelen van zijn naam overbodig geacht werd. Zijn emblematabundel was trouwens het eerste werk van hem dat bij een amsterdamse uitgever verscheen, terwijl van Starter toen reeds verschillende werken in Amsterdam het licht hadden gezien, o.a. zijn Friesche Lusthof in 1621. De aankondiging van de Wt-treckinge onderscheidt zich op verschillende punten van deze wijze van kennisgeven. De volledige titel van Starters gedicht luidt: Wt-treckinge vande Borgery van Amsterdam, tot assistentie vande Stad Swol, bestaende in een Compagnie van 230. Koppen, onder 't beleyd van Capiteyn Abraham Boom, oud Schepen, Raed ende Thresorier van Amsterdam. Luytenant Anthony Oetgens, oud Schepen ende Raed der selver Stede, ende Iacob Iansz. Fortuyn Vaendrich, den 26. September 1622. Tot dusver was de naam van de uitgever der Wt-treckinge niet bekendGa naar voetnoot3), maar blijkens de aankondiging in de Tydinghen is dit Jan Evertsen Cloppenburgh, dezelfde dus die ook de bundel van De Brune uitgaf. Naast de vraag of aan de verschillen in de tekst van de aankondiging en de titel enige betekenis mag worden toegekend, moet ook getracht worden een antwoord te vinden op de vraag door wie ze zijn aangebracht. De aankondiging spreekt van ‘het uyttrecken van de Borgherye van Amsterdam ende andere Steden’. Door deze toevoeging krijgt het gedicht schijnbaar een meer algemene strekking, die echter in strijd is met de tekst zelf, want in vss. 177/178 zegt Starter nadrukkelijkGa naar voetnoot4): | |
[pagina 219]
| |
Dat dan elck syne Stad behoorlijck' eere geef,
Ick sal van Amsterdam verhalen daer ick leef.
De mededeling in de aankondiging: ‘bewijsende dat d'eendracht van 't Lant meer bestaet in d'Eendracht der wel gewapende Borgers / als in stercke Vesten’, komt in het gedicht niet voor, maar is bijna woordelijk gelijk aan het aan Plutarchus ontleende motto van het gedicht: ‘De macht van 't Lant bestaet meer in Eendrachtige ende wel-gewapende Burgers, als in stercke Vesten’. Alle bijzonderheden die in de titel volgen ná ‘de Borgery van Amsterdam’, zijn in de aankondiging weggelaten en juist deze bijzonderheden hebben alle betrekking op de amsterdamse schutterij, haar bevelhebbers, het doel van de tocht en de plaatselijke overheid. Verder kan ‘een sinrijck gedicht’ in de aankondiging moeilijk een ander doel hebben dan het vergroten van de aantrekkelijkheid en daardoor van het debiet van deze planodruk. Dat het inderdaad zeer wel mogelijk was om de tocht van de amsterdamse schutters in groter, algemener verband te zien, blijkt o.a. uit een mededeling in de Tydinghen uyt verscheyde Quartieren van 17 september 1622 (Dahl, fol. 106 verso): De Ho: Mo: Heeren Staten Generael hebben op Woensdach toecomende den 21. September gheordonneert een generalen vasten ende biddach / op dat de Heere wil seghenen het voornemen om yet treffelijcks tot dienst der Landen ende vryheyt derselver / teghen hare vyanden int werck te stellen. Door versoec des Doorluch. Princen van Orangien / sullen uyt verscheyden Steden gelicht worden eenighe duysenden Borgheren / diemen opte Frontieren in garnisioen sal leggen / ende de Soldaten wederom daer uyt lchten / om alsoo het Legher der Ho: Mo: Heeren Staten met ervaren Krijchsluyden te verstercken. Uit de verschillen in de tekst van de aankondiging en de titel van het gedicht de conclusie te trekken dat deze niet toevallig, maar bewust aangebracht zijn om het debiet van de uitgave te vergroten, lijkt op grond van het voorgaande niet ongeoorloofd. Wanneer de gevolgtrekking juist is dat in de tekst van de aankondiging opzettelijk en uit economische overwegingen veranderingen zijn aangebracht vergeleken met de titel van de Wt-treckinge, dan is het aantal dergenen, die dit gedaan zouden kunnen hebben, daardoor al zeer beperkt. Het lijkt echter niet ondienstig toch iedere betrokkene te beschouwen als mogelijke auteur van de aankondiging om zodoende iets meer gewaar te worden omtrent de relaties van Jan Starter in Amsterdam. De bevelhebbers der schutters zijn, dat mag wel aangenomen worden, al bij voorbaat uitgesloten als opstellers van de tekst der aankondiging, want hierin is immers iedere verwijzing naar hen zorgvuldig weggelaten. Toch is het hier wel de plaats om enige aandacht aan hen te wijden, daar onder hen zich enige Amsterdammers bevinden tot wie Starter in betrekking stondGa naar voetnoot1). Zoals uit de titel van het gedicht en uit het krantenbericht van 17 september 1622 blijkt, was een der bevelvoerende officieren van de schutters de luitenant | |
[pagina 220]
| |
Anthony Oetgens. Een neef van hem nu, Hendrik Johannes OetgensGa naar voetnoot1), trouwde te Amsterdam op 4 januari 1622 met Margaretha Storm. Op hun bruiloft maakte Starter een gedichtGa naar voetnoot2), dat naar prof. Smit heeft gevonden, gedrukt is bij Broer Jansz.Ga naar voetnoot3), de uitgever van de Tydinghen uyt verscheyde Quartieren. Tot de officieren van hetzelfde korporaalschap als luitenant Oetgens behoorde ook Pieter van Malsem. Zijn naam komt ook voor bij de ondertekenaars van de overeenkomst van een aantal ‘Lyeffhebbers van de Nederduytsche Poesy’, aangegaan op 25 augustus 1622, ‘om den persoon van Jan Jansen Starter alhyer [= te Amsterdam] te houden’Ga naar voetnoot4). Een andere ondertekenaar van deze overeenkomst was Manuel of Emanuel Colijn, boekverkoper en uitgeverGa naar voetnoot5), die op 7 augustus 1622 trouwde met Trijntje Cloppenburgh, een dochter van Jan Evertsz. Cloppenburgh, de uitgever van Starters Wt-treckinge. Ook op dit huwelijk maakte Starter een bruiloftsdichtGa naar voetnoot6). Meer dan een veronderstelling kan het niet zijn, maar onwaarschijnlijk is ze niet, dat Starters Wt-treckinge als volgt is ontstaan: de tocht van 230 amsterdamse schutters naar Zwolle in september 1622 zal zowel op de deelnemers als op de burgerij grote indruk gemaakt hebben. Een van de jongere officieren, Pieter van Malsem, behoorde tot de beschermers van Starter. Wellicht is van hem het plan uitgegaan Starter op te dragen of te verzoeken de tocht te bezingen, misschien na een gesprek met zijn onmiddellijke superieur luitenant Anthony Oetgens, die de dichter althans bij name gekend moet hebben. Starter, die vergelijkbaar werk wel meer verricht had, men denke b.v. aan de lofdichten op Willem Lodewijk, zal hiertoe des te eerder bereid geweest zijn, als een andere beschermer, Emanuel Colijn, eventueel bemiddelt bij het vinden van een uitgever: zijn schoonvader Jan Evertsz. CloppenburghGa naar voetnoot7). Doordat Broer Jansz., ‘out Courantier int Legher van sijn Princelijcke Excellentie’, uitgever van de Tydinghen uyt verscheyde Quartieren, ook de uitgever was van Starters gedicht voor de bruiloft van Hendrik Johannes Oetgens en Margaretha Storm, kenden die beide mannen elkaar reeds. Tussen hen zal waarschijnlijk een goede, zo niet een vriendschappelijke verstandhouding bestaan hebben; in beider levensloop is althans een zekere mate van overeenstemmingGa naar voetnoot8). Later, in 1625, wanneer Starters glorietijd in Amsterdam al lang voorbij is en hij als ‘historieschrijver’ in dienst van de graaf Van Mansfelt is getreden, sluit deze zelfde Broer Jansz. een overeenkomst met Starter, waarbij laatstgenoemde zich verbindt als legercorrespondent van de amsterdamse uitgever op te tredenGa naar voetnoot9). | |
[pagina 221]
| |
Bij de vraag wie de aankondiging van de Wt-treckinge in de Tydinghen geredigeerd heeft, komt de naam van de uitgever Broer Jansz. haast vanzelf naar voren. Toch is het niet waarschijnlijk dat hij de auteur is. Immers wanneer hij uit vriendschap voor Starter de aankondiging van diens gedicht zo had gesteld dat daardoor de kans op een grotere omzet werd vergroot, waarom zou hij dan niet op dezelfde wijze gehandeld hebben wanneer het uitgaven betrof, waarbij hijzelf een economisch belang had? Dat Broer Jansz. zo niet handelde, blijkt uit een aankondiging in de Tydinghen van 23 november 1624 (Dahl, fol. 138 verso), van een bij hem gedrukt en uitgegeven en door Jan Huygen van Linschoten vertaald boek, welke aankondiging geheel op de conventionele wijze geschiedt, d.w.z. door het overnemen van de tekst van de titelpaginaGa naar voetnoot1). Hierdoor mag Broer Jansz. wel uitgeschakeld worden als schrijver van de aankondiging. Ook de uitgever Jan Evertsz. Cloppenburgh zou in aanmerking kunnen komen. Van zijn uitgaven wordt zowel in de Tydinghen uyt verscheyde Quartieren (Dahl, fol. 127 verso) als in de Courante uyt Italien en Duytschlandt &c, (Dahl, fol. 34 verso), beide van 10 augustus 1624, de meergenoemde bundel van Johan de Brune aangekondigd, in beide gevallen op de gebruikelijke manier, Ongetwijfeld zou een bredere aankondiging van dit kostbaarder werk het belang van de uitgever gediend hebben. Daar dit niet is gebeurd, vervalt ook de mogelijkheid dat Cloppenburgh de auteur van de aankondiging der Wt-treckinge is. Bovendien is het karakter van de bij hem verschenen uitgaven in die tijd meest streng gereformeerd, waardoor een uitgave als de Wt-treckinge in zijn fonds een aparte plaats inneemt. De hiervoor al gemaakte veronderstelling dat hij Starters gedicht zou hebben uitgegeven op aandrang van zijn schoonzoon Emanuel Colijn, wint hierdoor aan waarschijnlijkheid. Het belang dat Emanuel Colijn zelf bij de uitgave der Wt-treckinge had, lijkt zo gering dat het onwaarschijnlijk is, dat de aankondiging van zijn hand zou zijn. Hij was op 7 februari 1623 nog geen 28 jaar oud, wat niet zonder meer pleit voor een grote vriendschap met c.q. invloed op Broer Jansz. - die al reeds in 1603 als uitgever voorkomt - waardoor Colijn hem bewogen zou kunnen hebben de aankondiging anders dan gebruikelijk te publiceren. Een serieuze gegadigde voor het auteurschap zou ook de graveur G. van Schyndel kunnen zijn. Hiertegen pleit dat de prent niet is gesigneerd, zodat het belang dat Van Schyndel had bij de aankondiging, die zijn naam evenmin vermeldt, wel minimaal is. Men zou kunnen denken dat de aankondiging van de hand is van iemand die het gedicht niet of slechts zeer oppervlakking kende, maar de prent wel. Dan zou het evenwel voor de hand liggen dat in de aankondiging over de prent gesproken werd. De prent stelt een afbeelding van het land van Zwolle voor met de excercerende schutters, links een gezicht op de stad en in het verschiet de IJsselGa naar voetnoot2). Aangezien in de aankondiging al deze bij- | |
[pagina 222]
| |
zonderheden ontbreken, de naam van de graveur niet wordt genoemd en er zelfs met geen woord over de prent wordt gerept, moet ook deze veronderstelling - die ook op Van Schyndel zou kunnen slaan - verworpen worden. Zo blijft dan uiteindelijk als enige kandidaat voor het auteurschap van de aankondiging over: de dichter zelf, Jan Jansz. Starter. Tegen hem pleit eigenlijk alleen maar de niet juiste voorstelling in de aankondiging door de toevoeging ‘ende andere Steden’ en de weglating van ‘tot assistentie vande Stad Swol’ en hetgeen daarop volgt. Maar pleit dit tegen Starters auteurschap? Bekend is hoe Starter zijn gedichten aan tal van instanties en particulieren aanbood, hoe hij, zoals prof. Brouwer opmerkt, al in 1620 ‘steedt meer een brooddichter (wordt), die met het “presenteren” van zijn gelegenheidswerken in zijn onderhoud voorziet’Ga naar voetnoot1). Dan is het echter ook begrijpelijk dat Starter, hiertoe door eigenbelang bewogen, een voorstelling van het gedicht als in de aankondiging wordt gegeven, heeft opgesteld. Hij zal dit als een uiting van alleszins geoorloofd koopmanschap beschouwd hebben. Juist van een man die meermalen heeft bewezen geen goed koopman te zijn, kan men een dergelijk ‘slimmigheidje’ verwachten. Van de zijde van Broer Jansz. zal hij geen moeilijkheden ondervonden hebben als hij bij de aankondiging van het gedicht van de gewone gang van zaken wilde afwijken. Al is er een leeftijdsverschil, de overeenkomst tussen hen beiden is zo groot - Broer Jansz. is uitgever, Starter is het geweest; Broer Jansz. is oud-legercorrespondent, Starter zal het worden - dat het niet verwonderlijk zou zijn als Broer Jansz. eenvoudig Starters opgave van de aankondiging had geplaatst. Ook de andere punten van de aankondiging, t.w. ‘een sinrijck gedicht’, het handig gebruik maken van het motto en het - niet steeds gebruikelijke - vermelden van de naam van de dichter, pleiten voor het auteurschap van Starter van de aankondiging van de Wt-treckinge vande Borgery van Amsterdam in de Tydinghen uyt verscheyde Quartieren. Den Haag, juli 1960. J. de Kruys. |
|