Ma uit mande.
Heeroma heeft NTg. XXXVI, 218 vlgg. het woord elkaar in het gezelschap gebracht van een aantal vormen waarin ande tot ā is geworden, en op een toponymische aanvulling daarbij van Schönfeld, NTg. XXXVI, 255 vlg., is gevolgd een aanvulling van Heeroma zelf, XXXVIII, 61. In het eerstgenoemde artikel, blz. 221, komt o.a. ma uit mande ter sprake, en de auteur zegt daar: ‘Oude plaatsen van ma zijn mij niet bekend’. Het komt mij voor, dat we een 15e-eeuwse bewijsplaats ervan mogen zien in een citaat dat te vinden is Mnl. Wdb. IV, 1086, i.v. man, 2e art., uit Hs. 113 van 1476: Wat wy verstaen by den seven maen die mit den crumen vervult waren? by desen manden verstaet men sevenrehande gaven. Dit maen, naar het schijnt door de steller zelf ‘vertaald’ tot manden, heeft alleszins het uitzien van een voorloper van de goereese meervoudsvorm mṑn (v. Weel, Dialect van West-Voorne, § 35; Heeroma vermeldt de singularis mṑ). Hs. 113 is volgens Bouwstoffen, 345, ‘geschreven in of bij Gouda’, in het gebied dus waar Heeroma de meeste van zijn woorden met ā uit ande heeft aangetroffen: Noord- en Zuid-Holland en Zeeland.
C.B.v.H