De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Kuster: een woord uit de spreektaalHet woord kuster heb ik enige jaren geleden leren kennen tijdens een reis met het ms. Nassauhaven, een zg. kustvaarder. Deze term zegt niets meer over de vaarroute van dergelijke schepen - zij varen niet alleen langs de kust -, maar uitsluitend iets over hun grootte: die mag de 499,99 br. reg ton niet te boven gaan. In gesprekken van en met de negen bemanningsleden van de Nassauhaven hoorde ik hen kuster gebruiken, waar ik kustvaarder verwachtte, bijv.: ‘Achter ons ligt een kuster uit Groningen’; ‘Da's ook een kustertje’. Of deze zeelieden, die uit verschillende streken van ons land kwamen, ook van kustvaarders spraken, herinner ik mij niet, maar vaak zal dat niet geweest zijn en zeker is, dat kuster de gewone term was. Het verwonderde mij daarom, dat ik het woord in de gebruikelijke Nederlandse woordenboeken niet kon vinden, ook niet in het WNT. Wel komt het voor in het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan, maar mijn waarnemingen op de Nassauhaven, waarvan alleen de kapitein een Groninger was, deden mij vermoeden, dat het woord buiten het Gronings ook bekend was. In kranten en periodieken was de term coaster in gebruik; ik zag hierin, maar naar mij nu is gebleken, niet geheel terecht, een van de symptomen van de naoorlogse anglofilie in het woordgebruik. Mijn belangstelling voor kuster werd opnieuw geprikkeld, toen ik het in de 3e afl. van de nu verschijnende druk van Van Dale wederom miste, maar het kort daarop weer aantrof in mondeling gebruik, nl. in een gesprek van twee treinreizigers, die uit Zaandam bleken te komen. Zij verzekerden mij, dat kuster een hun zeer vertrouwd woord was, aan de haven veelvuldig in gebruik, dit in tegenstelling tot coaster. Mijn voorlopige slotsom uit deze verspreide waarnemingen was, dat kuster het gewone woord was voor hen die met het ‘ding’ vertrouwd zijn: zeelieden, walpersoneel, en dat coaster werd gebruikt door hen die het vakwoord niet kennen of het Engelse woord mooier vinden. Om de juistheid van deze indruk te toetsen besloot ik een kleine enquête in te stellen naar het gebruik van dit woord, in het biezonder in de verhouding tot coaster, bij een aantal kustvaartrederijen en enkele havendiensten. Ik koos daartoe vijf uiteenliggende plaatsen waar ik kustvaart meende te mogen verwachten, nl. Rotterdam, Amsterdam, Zaandam, Delfzijl en Vlissingen. Door bemiddeling van de K.v.K. kreeg ik in de eerste vier plaatsen resp. 7,5,3 en 2 adressen van rederijen; voorts 3 in Groningen en 1 in Goes (in Vlissingen en elders in Zeeland zijn blijkbaar geen rederijen gevestigd). Voorts zond ik een formulier aan het Koninklijk Zeemanscollege De Groninger Eendracht. Het Bureau van de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van de Leidse universiteit verleende de nodige administratieve medewerking, waarvoor ik hier gaarne mijn dank uitspreek.
De acht vragen zijn merendeels met grote bereidwilligheid beantwoord; 27 formulieren kwamen volledig ingevuld terug, sommige voorzien van uitvoerige toelichtingen; één antwoord was onvolledig. Een en ander bleek voldoende om een indruk te krijgen van gebruik en verbreiding van het woord. Op de eerste vraag: ‘Was het woord kuster U reeds bekend?’ werd 25 keer bevestigend geantwoord, 2 keer ontkennend. Enkele toelichtingen luidden: in de volksmond (R'dam); | |
[pagina 160]
| |
wordt zelden gebruikt. Daarentegen heeft het woord ‘coaster’ burgerrecht verworven (A'dam); De twee ontkennende antwoorden kwamen uit R'dam en A'dam. Het Rotterdamse antwoord, overigens een voorbeeld van nauwgezette en uitvoerige beantwoording van de vragen, luidde: ‘Neen, dit woord wordt in de regel gebezigd door diegenen die niet voldoende kennis hebben van onze nationale koopvaardijvloot, b.v.: jeugdige personen, onderwijzers lagere scholen, plattelandsbevolking’. Deze toelichting doet na de ontkenning wel wat wonderlijk aan! Dat zij niet steekhoudend is, blijkt wel uit de overige antwoorden. De volgende vragen bedoelden mij inlichtingen te verschaffen omtrent gebruikssituaties. In vraag 2 ging het om het mondelinge gebruik door de reder, o.a. tegenover zakenrelaties, personeel, journalisten, huisgenoten, en in vraag 3 om het schriftelijke gebruik, o.a. in zakelijke correspondentie en contracten. In vele antwoorden werd, begrijpelijkerwijze, voor elke van de gestelde 9 situaties meer dan één woord opgegeven. Coaster bleek mondeling verreweg het meest gebruikte woord te zijn (121 opgaven); daarop volgden kustvaarder en motorschip (33 en 31), daarna kuster (26) en ten slotte kustvaartuig (16). De vraag naar het schriftelijke gebruik gaf een overeenkomstig beeld: coaster (36), motorschip (25), kustvaarder en kustvaartuig (resp. 18 en 16), maar kuster slechts 8 maal. Met de vragen 4 en 5 trachtte ik nog meer het ‘gewone gebruik’ te benaderen, van hen dus, die dagelijks met en op deze schepen verkeren, buiten de kantoorsfeer. Vraag 4 vroeg naar het woord dat de scheepsbemanning (onderscheiden in officieren en matrozen) gewoonlijk gebruikt, vr. 5 naar het gebruik bij walpersoneel en loodsdiensten. Hier trad inderdaad een verschuiving op ten gunste van kuster. Bij de bemanning was de verhouding coaster: kuster als 37 tegen 28. Enig standsverschil tussen de beide woorden bleek ook hier nog wel: bij de officieren was deze verhouding 20 tegen 11; bij de overige bemanning 17 tegen 17. Bij het walpersoneel en de loodsdiensten kreeg coaster 31 opgaven, kuster 23. De namen kustvaarder en kustvaartuig waren hier veel minder in gebruik: in totaal resp. 13 en 7 opgaven. Bij de beoordeling van deze cijfers dienen we overigens in het oog te houden, dat de antwoorden merendeels zijn gegeven door een lid van het kantoorpersoneel en, behoudens de loodsdiensten, dus niet rechtstreeks door de betrokkenen. Of men deze heeft geraadpleegd, zoals ik had verzocht, weet ik niet; in enkele gevallen blijkt van wel. Voorts verdient het opmerking, dat nog allerlei andere benamingen in gebruik zijn, zoals motor(vracht)schip, motorvessel; verwijzende aanduidingen als schip, boot(je) en typenamen als shelterdekkers en gladdekkers.
Wanneer we het materiaal geografisch groeperen, blijkt er weinig verschil in woordgebruik in de ver uiteenliggende onderzoekplaatsen. Alleen zou ik durven zeggen, dat men in Zaandam ten aanzien van het gebruik van kuster wat minder terughoudend is dan elders; in elk geval blijkt de Havendienst daar voorkeur te hebben voor kuster. Maar ook bij de Havendienst van A'dam is kuster het normale dagelijkse woord - dit in tegenstelling tot de uiterst ge- | |
[pagina 161]
| |
ringe frekwentie die de antwoorden van de vijf Amsterdamse reders geven -, terwijl de N.V. Haven van Vlissingen voor de loodsdienst uitsluitend kuster opgeeft en in de antwoorden op de overige vragen coaster alleen of naast kuster vermeldt. De Havendienst van Delfzijl geeft een sterk overwicht van coaster te zien, dit min of meer tegen de verwachting. De mededeling dat de matrozen ook coaster zeggen, ‘doch bij de uitspraak wordt dat wel “kuster”’, wijst op sympathie voor het Engelse woord. Mijn verwachting, dat in Groningen, waar de kustvaart ‘thuis’ is, in meerderheid kuster gezegd zou worden, werd wel gesteund door de hierboven vermelde toelichting uit R'dam en A'dam, maar door het materiaal niet bevestigd. Eerder keurt men het woord af, zoals uit de volgende Groningse citaten blijkt: Kuster o.i. dialect; wordt nooit geschreven . . . Ons kantoorpersoneel vindt kuster geen mooi woord. We zien dus een vrij scherp verzet tegen een als dialektisch of vulgair beschouwd woord en dat zou ons kunnen leiden tot de veronderstelling, dat kuster in Groningen vroeger frekwenter zou zijn gebruikt dan tegenwoordig. We zijn immers het gevoeligst voor die klanken en woorden die we als minderwaardig uit onze taal verwijderd hebben. Het materiaal bevestigt deze veronderstelling echter niet voldoende: ten eerste is er ook elders verzet tegen kuster en ten tweede is het niet zeker, dat kuster vroeger meer in gebruik was dan nu, zoals hieronder nader zal blijken.
Uit de gegevens die ik als antwoord op de tot nu toe besproken vragen heb ontvangen, meen ik het volgende te kunnen besluiten. 1. Er is verschil tussen A. het officiële en semi-officiële gebruik van de reders (c.q. het kantoorpersoneel) en B. het dagelijkse spraakgebruik van de bemanning, de loodsen en het walpersoneel. Dit blijkt uit het volgende: a. in de situatie A is de verhouding van coaster:kuster ongeveer als 14:3; in de situatie B ongeveer als 4:3; b. de benamingen kustvaarder, kustvaartuig en motor(vracht)schip komen in situatie A in veel grotere frekwentie voor dan in B. Van deze drie woorden tezamen heb ik in A 139 opgaven tegen 157 van coaster; dat is een verhouding van ongeveer 7:8. In situatie B is deze verhouding ongeveer 2:7. 2. Het woord kuster is duidelijk langer geklasseerd dan coaster, maar deze appreciatie leeft het sterkst onder hen die niet voortdurend op deze schepen verkeren. 3. Kuster is niet beperkt tot het Gronings, maar algemeen Nederlands, al is het buiten zeevaartkringen weinig bekend. Op grond van deze resultaten vermoedde ik, dat kuster, zo het al in zeevaartkundige literatuur zou voorkomen, daarin toch veel minder frekwent zou zijn dan coaster, terwijl in verhalende literatuur kuster wel te verwachten is. Inderdaad trof ik dit woord in het geheel niet aan bij het doorbladeren van een viertal jaargangen van het maandblad De blauwe wimpel en van enige wetenschappelijke en populair-wetensch. boeken over de scheepvaart, maar | |
[pagina 162]
| |
wel in enkele romans van K. Norel. In zijn boek Vrouwvolk aan board (Nijkerk, z.j.) 10× kuster tegen 1× coaster, 1× kustvaarder en 1× kustvaartuig. In Coasters varen uit (Meppel z.j.) daarentegen 40× coaster en 1× kuster; dit laatste in een situatie waarin een huiselijk woord bepaald vereist was. In het eveneens door Norel geschreven gedenkboek Honderd jaar schepen en veertig jaar motoren (Alphen a.d. Rijn, 1951) wordt echter alleen coaster gebruikt; voor kuster was in deze sfeer geen plaats.
Mijn volgende vragen hadden de bedoeling zo mogelijk enig licht te verschaffen omtrent de ouderdom en herkomst van kuster en coaster. Zij luidden: Weet U of de drie in de aanhef genoemde woorden (kuster, kustvaarder, coaster) alle voor 1940 reeds in gebruik waren? Zo nee, welk(e) niet? Welk werd het meest gebruikt, welk het minst? De eerste vraag was ingegeven door de gedachte dat met de naoorlogse vloed van Engelse woorden ook coaster was aangespoeld en dat dit voor 1940 minder in gebruik was geweest. Niet alle inzenders hebben de vraag beantwoord; van de 14 antwoorden zijn er maar drie die mijn veronderstelling steunen, resp. uit R'dam, Groningen en Zaandam. Een Rotterdamse reder schrijft: ‘Vóór 1940 werden Coaster en kustvaarder het weinigst gebruikt. In de regel sprak men over een Kuster of motorschip. Het woord Coaster is meer na 1940 een soort modewoord geworden.’ De meeste antwoorden echter vermelden alle drie de woorden zonder aan te geven, welk het frekwentst was. Drie inzenders achten ook in het vooroorlogse gebruik coaster het meest voorkomende woord. Evenmin blijkt uit het materiaal, dat oudere generaties het woord kuster meer zouden gebruiken dan jongere. Slechts één inzender meent, dat jongeren meer coaster zeggen, omdat zij beter Engels kennen dan de oudere zeelieden, die door ‘een zeker nonchalance in de uitspraak kuster zeggen’ (Gron.). Natuurlijk hebben ouderen wel de benamingen van de nu verdwenen scheepstypen gekend, als de kof en de klipper, die de voorlopers van onze ‘kusters’ waren.
Nu rest dus nog mijn antwoord op de vraag, of kuster als een van oorsprong Nederlands woord moeten worden beschouwd, of als een ontlening aan het EngelsGa naar voetnoot1). Een ndl. werkwoordsafl. kan het niet zijn, want er bestaat, voor zover ik weet althans, geen werkw. *kusten. Ook kan het dunkt mij, moeilijk als een verkorting van kustvaarder gelden, want dit is een vrij officiële term, die in de omgangstaal weinig wordt gebruikt. Trouwens, termen als waddenvaarder, Levantvaarder, Straatvaarder hebben evenmin verkorting ondergaan. Kuster zal dus wel een anglicisme zijn, een aanpassing van coaster, de normale afleiding van to coast, ‘langs de kust varen’, aan het ndl. kust. Uit puristische overwegingen zou het het daarom misschien te verwerpen zijn, maar het is een toch eigenlijk erg aardig, markant woord, dat ook in geschreven taal het eng. coaster veelal zo kunnen vervangen. Het vult de leemte die is ontstaan, toen in het begin van deze eeuw de oude ndl. woorden kof en klipper met de scheepstypen zelf verdwenen. Maar ik geef hier geen aanwijzingen voor het taalgebruik en hoop alleen te hebben aangetoond, dat ook in het WNT en Van Dale voor kuster een plaats moet worden ingeruimd. Augustus 1960. B.C. Damsteegt. |
|