Onbekend werk van en aan Revius
In het Brits Museum berust (volgnummer 7306.f.6(44)) een onvolledig exemplaar van Revius' oudste ons bekende geschrift, daterend uit de laatste maanden zijn van studententijd te Leiden: Tractatio Thetica de anima separata, 14 Febr., Lugd. Bat., Thomas Basson, 1607. Het exemplaar breekt af in stelling XVIII na blz. A 3V. De auteur heet hier nog Iacobus Reefsenus Daventriensis. Hij heeft het geschrift opgedragen aan zijn grootvader Ioannes Heyngius (Heynck), burgemeester van Deventer, aan zijn verwanten Theodoricus Heyngius en Otto Roeck, aan zijn ooms Theodorus Heyngius, koopman te Amsterdam, en Bernardus Stedemeierus, bedienaar des Goddelijken Woords in Maaslandslius (apud Maselanslusios), en aan de rechtsgeleerde Iacobus Wernerius, professor in Harderwijk. Dit geschrift van Revius wordt niet vermeld door Posthumus Meyes. Enige maanden later werd te Franeker ingeschreven (zie Posthumus Meyes, p. 18) Jac. Reeffenius (verbeter Reefsenius) Daventriensis Theol. Stud. Misschien is Reefsen in Franeker overgegaan tot de latinisering Revius van zijn familienaam op voorbeeld van Vibrandus Revius, Med. D., rector eerst van de Leeuwarder, dan van de Franeker school, aan wie Reinerus Neuhusius een gedicht richt, opgenomen in zijn Poëmatum Juvenilium Liber Primus, Franekerae 1634, p. 39; vergelijk p. E 10V; zie over Vibrandus Revius ook Posthumus Meyes, p. XXXIII.
In de Bibliothèque Nationale te Parijs berust (volgnummer Rés. m Y c 929) een verzameling van 33 pamfletten, die uit het bezit van Revius zelf of dat van een collega of vriend uit zijn streek lijkt te stammen. De verzameling bevat twee exemplaren (de nummers 9 en 33) van de gedichten van vrienden bij gelegenheid van Revius' huwelijk (In Nuptias . . . D. Iacobi R. Revii . . . & . . . Christinae Augustinae. Epithalamia amicorum. Excusa Daventriae, Apud Sebastianum VVeremboutium, 1615). Het eerste gedicht is een Ode Iambica van zijn ambtgenoot Jeremias Plancius, gevolgd door Het selve in Duyts. In de eerste regels herinnert Plancius aan het gedicht, dat Revius enkele maanden te voren voor Plancius' huwelijk gemaakt had (In Nuptias . . . D. Ieremiae Plancii . . . Epithalamia amicorum, Daventriae 1615):
HEt is naulijcx drie maendt geschiet
Dat ghy met een schoon Bruylofts Liet
My doenmaels Bruygom hebt vereert -
Volgen nog twee latijnse gedichten, een van de rector der school Gualterus Siluanus, een van Ioannes Passius, Ph. Me. d. Nummer 26 van de verzameling is een exemplaar van Revius' Anagrammatopaegnion op Deventer van 1626. Opmerkelijk is nummer 7: Genethliacon . . . Conradi Avgustini, burgemeester van Deventer, de vader van Revius' echtgenote. Het latijnse gedicht, gedrukt te Keulen, is gemaakt door Iacobus Dobbenbarch uit Deventer. Op de titelbladzijde is de notitie gemaakt: Recept. 9. Septemb. Anno 1604. Van het overgrote deel van de pamfletten dezer verzameling zijn geen exemplaren in Nederland aanwezig. De verzameling is van belang voor de kennis van het geestesleven in de IJsselstreek tussen 1599 en 1630, met name van het schoolwezen en van de betrekkingen met het Rijnland. Zij bevat, onder meer, geschriften van A. Hofferus, I. Is. Pontanus, P. Bokelmannus, Th. Screvelius, Iac. Dobbenbarch (of -borg), P. Gökelius (of Gakelius), D. Ripardus, H. Gutberleth, E. Balck, W. Nagge, I. Sychterman, I. Lomeierus, Nic. Smeinck, Joh. van Schrieck.
J.C. Arens.