Een partitieve genitief bij Van de Woestijne
Dat de taal van Potgieter, ook vergeleken bij die van Huet en vooral Multatuli, zo'n afschrikwekkend ouderwetse indruk maakt op hedendaagse lezers ligt niet het minst aan zijn kennelijke voorliefde voor partitieve genitieven. Dr. Jacob Smit (Bijdrage tot de kennis van Potgieter's stijl, p. 91) verklaart deze voorkeur uit Potgieters ‘neiging tot archaïsering.’ Van een biezondere stilistische waarde van deze vorm is in het werk van Potgieter, dunkt me, amper sprake. In het algemeen kan men zeggen dat deze genitief een nadrukkelijke, zware vorm is vergeleken bij de hedendaagse zonder s, en dat de genitief-s het substantief hechter verbindt met het leidende substantief: ‘een som geld’ is een lossere verbinding dan ‘een som gelds.’
Merkwaardig is nu het feit, dat in een versregel van Karel van de Woestijne, voorkomend in Het gelag bij Pholos, van ouderwetsheid hoegenaamd geen sprake is. De genitief treft hier onmiddellijk door plastische zware concreetheid; ook de aaneenlassende functie is hier uiterst gelukkig; weglating van de s zou de tekst ernstig verminken:
'dat ik het zie, het duister everdier,
en 't dank bezorge en offerande, rijk
aan diepe bergen graans, en hesp aan hesp
van vet-beplakte stieren.
F. Jansonius.