De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdHet pastorale thema van de geboeide Pan-SilenusHet door P.J. Vinken in dit tijdschriftGa naar voetnoot1) besproken, vrij zeldzame, pastorale thema van de geboeide Pan-Silenus, dat teruggaat op de zesde Ecloge van Vergilius en mogelijk op de Imagines van Philostratus, komt behalve bij Hooft, Luyken en Gessner ook voor bij de 18de-eeuwse dichter Lukas Schermer. In Dafne, Veltzang, ter Bruilofte van den Heere Gerrit Fortgens, en Jongkvrouwe Anna GryspeertGa naar voetnoot2) vinden twee herdersknapen, Thirzis en Menalkas, ‘Montaan den dronken wynbuik slaapen’; zij binden hem en dwingen hem na zijn ontwaken, naar zijn niet nagekomen belofte, een veldzang te zingen op Dafne, de bruid. Als Montaan hier mee bezig is, verheft een veldnimf, Amaril, haar stem en snoert de dronkaard de mond. Als haar lied geëindigd is, gaan de beide herdersknapen met Montaan, ‘weer half ontnuchtert door dees toonen’, tempelwaarts om 't plechtig huwelijk bij te wonen. In vele opzichten is het thema door Schermer gewijzigd: Pan of Silenus is vervangen door Montaan; de voor het thema kenmerkende pointe (zie het artikel van Vinken) ontbreekt; wel zijn er de twee herdersknapen, die de geboeide dronkaard een lied afdwingen, en de pas later optredende nimf; in plaats van moerbei- of bessensap wrijven de herders (niet de nimf) Montaan's mond met aarde, een vrij zinloze wijziging van het motief; de herders breken Montaan's drinkbeker niet, maar als zij de dronkaard vinden, zit diens hond Wakker ‘by een gebrooke wynkruik, neven/Zyn' zatten meester, in het gras’. Het lijkt mij kenmerkend voor de preutsere 18de-eeuwse mentaliteit, dat Schermer het thema heeft ontdaan van de erotische pointe; opvallend is ook, dat in de plaats van een hol, waar Vergilius de dronken Silenus laat slapen, Schermer Montaan laat vinden in een romantische ruïne: Daar ryst in het gezicht van 't duin
Een neêrgestormde muur, voordeezen
Een heerlyk lantslot, in wiens puin
Noch uitblinkt zyn aloude weezen,
Nu strekt het voor de herd'ren maar
Een schuilplaats, op het velt geleegen,
Als 't bliksemt, en zy veilig daar
Zich bergen voor den zomerregen.
Tenslotte, omdat Vinken het thema ook iconologisch behandelt, zij vermeld, dat Schermer's gedicht vergezeld gaat van een prent, waarop wij de twee herders Montaan, voorgesteld als een satyr (of Pan?), zien binden. De hond Wakker zit naast de gebroken kruik; op de achtergrond verrijst de ruïne en aan de overzijde van een stroom ontwaren wij een arcadisch tafereel van koutende of zingende paren. C.M. Geerars. |
|