Bliksem en donder
Hun onafscheidelijkheid heeft ertoe geleid dat bliksem en donder niet altijd scherp onderscheiden worden. Zegt een boer dat hij het op de donder niet begrepen heeft - ‘den donder, daar heb ik het nie op’ - dan bedoelt hij toch wel voornamelijk de bliksemslag. Als een tweede betekenis van donderslach vermeldt Verdam ‘bliksem’, in zijn voorbeeld als wapen van Jupiter: ‘Smede . . . . die smeden den donreslach ende staen al midden in den viere: die smeden heten Cyclopes’. Dit verklaart de ‘scheve donderslaghen’ in Spiegels May-lied:
Die storm en vloet lyt onbedeest,
Gheen scheve donderslaghen vreest,
Noch krijghers ysselijcke toren.
De corresponderende plaats van Seneca's Thyestes heeft:
Quem non concutiet cadens
Tinbergen bij Keuchenius, Ned. Lyriek II 45 annoteerde: ‘inslaande bliksemstralen’. Maar een bliksemstraal kan scheef heten zonder in te slaan. Dit laatste drukt Seneca uit met cadens. Spiegels scheef zégt niet, maar impliceert de dreigende mogelijkheid daarvan.
L.C. Michels