In Z.-Nederl. alleen: Het gaat niet over de orkestbak en: hij converseert met de muizen.
Spelen; een toneelspeler spreekt alleen van: ik moet vanavond spelen, nooit van werken. Dit doet het cabaret, de revue en het circus. Die spreken ook van Bühne, de toneelspeler echter van toneel.
Staan = de tekst niet meer weten; hij of zij stond.
‘Moet ik succes halen?’ vraagt de man bij het doek, als hij weten wil of hij na een acte het doek moet ophalen om de acteurs gelegenheid te geven te bedanken of te buigen. D.g. Onbekend bij C. van der Lugt Melsert, die hiervoor kent: ‘Moet er gehaald worden?’ en opmerkt: Tegenwoordig wordt er na het einde van een voorstelling veel meer keren gehaald dan vroeger. Misschien noemt men dat ‘succes halen.’
Een trek is een ijzeren stang in de breedte aan touwen opgehangen in de kap boven het toneel, die men aan de zijkanten naar beneden kan laten, omdat daar de touwen vastgeknoopt zijn. Aan de trekken worden decorstukken, enz. in de kap gehesen, zodat men tijdens de changementen de trekken maar behoeft neer te laten of op te trekken. D.g.
Een triplure. Zie onder: doublure.
Voor den uil spelen = Alleen in Z.-Nederl.: zeer overdreven spel; daar ook: 't is poppenkast.
Een vestjeszakacteur = een acteur, die nauwelijks hoorbaar spreekt. Onbekend bij Croiset.
Een vulling, men spreekt van vulsel = een verdikking, vroeger met kapok, tegenwoordig met schuimrubber of plastic, om een dikke buik aan te geven, een borst te verbreden, enz. Wordt ook in kostuumstukken gebruikt door acteurs met magere benen. Van der Lugt Melsert kreeg op een generale repetitie eens de boodschap, dat een acteur zijn ‘benen’ kwijt was!
Wacht (verkorting van wachtwoord), de laatste woorden van de repliek van de partner, waarop de speler moet inzetten met zijn eigen tekst. D.g.
Warm houden wil zeggen dat de speler, als een ander spreekt, erdoor heen spreekt met ach, nee, wat, hè, heus, etc. soms geluiden maakt, woorden uit zijn tekst herhaalt, of de tekst van een ander meespreekt; meestal ongunstig bedoeld, omdat het hinderlijk is voor de speler die het woord heeft en de aandacht van hem afleidt naar de speler die het warm houdt.
Een vakrol = de rol van een politie-agent, deurwaarder, enz., die meestal door een beginnend acteur wordt gespeeld. Onbekend bij Croiset.
Een witje = een wit, belastingvrij toegangsbewijs, dat alleen afgegeven mag worden aan wie er voor zijn beroep gebruik van maakt; het kostte vroeger in Den Haag twee cent. Weinig gebruikt, maar wel bekend bij de spelers.
Erop gaan zitten = een passage onder het repeteren vaak overnemen; een regisseur die erop gaat zitten, regisseert grondig. D.g. Ook gezegd van een acteur die nadrukkelijk, langzaam speelt: ‘Hij gaat er vanavond zo op zitten’ (ongunstig bedoeld in de laatste betekenis), ook: ‘hij speelt het vanavond zo uit.’ D.g.
Ze zijn met diep in de zeventien = Allen in Z.-Nederl.: voor een halflege zaal spelen.
Zwemmen = de tekst niet meer weten. Bekend bij de T.V., maar ook wel bij het toneel gebruikt, evenals hangen in dezelfde betekenis.
Alkmaar.
C. Kostelijk.