De Nieuwe Taalgids. Jaargang 53
(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |
Maatstaf.Juli. S. Vestdijk vervolgt zijn persoonlijke herinneringen in Gestalten tegenover mij. Augustus-September. S. Vestdijk vervolgt Gestalten tegenover mij. | |
Het Boek van Nu.Augustus. Garmt Stuiveling geeft een In memoriam Anna Blaman. - Pierre H. Dubois bespreekt in Vita brevis Ars longa, Maurice Gilliams, Vita Brevis. Verzamelde werken, deel IV. - Een bonte en zinrijke roman noemt Raymond Brulez de nieuwste roman van Gerard Walschap, De ongelooflijke avonturen van Tilman Armenaas, waarin de schrijver ‘onder de vorm van anecdoten en parabolen de geromanceerde reactie (geeft) van de opvattingen die hij als vrijgevochten, humanistische geest tegenover alle mogelijke problemen koestert.’ - Pierre H. Dubois gedenkt Ida Simons in Bij het heengaan van Ida Simons. September. Pierre H. Dubois bespreekt in De wereld van W.G. van Maanen de vierde roman van deze schrijver Taal noch teken. - Hans Andreus bespreekt enkele dichtbundels van postexperimentele dichters in Kleine parade in dicht en ondicht. - In Goochelkunst toch toverkunst wordt Leo Vroman, De ontvachting besproken door Hans Andreus: een fantasierijke en spitsvondige bundel met de dood als centraal thema. - P.H. Ritter Jr. schrijft in Geyl's Marginalia over P. Geyl, Nederlandse Figuren. - C.J.E. Dinaux acht de tijd gekomen om Marsman te herlezen n.a.v. H. Marsman, Verzameld werk (dundrukuitgave). Oktober. Garmt Stuiveling handelt over de commerciële kant van de Pockets. - Pierre H. Dubois bespreekt Het novellistisch talent van R. Blijstra naar aanleiding van diens Tegenzin en Tegenstand. Belangrijk is het citaat uit een van Blijstra's kranteartikels waarin de auteur tot een beschouwing komt over het wezen van de novelle. - P.H. Ritter Jr. bespreekt met waardering de levensherinneringen van H.P.L. Wiessing in Bewegend Portret. - Hans Andreus is van oordeel in Twee moderne gedichtenbundels dat G. Kouwenaars De stem op de 3e etage de beste bundel is die de dichter tot nu toe geschreven heeft; Stenen tijdperk van H. van den Bergh noemt schr. ‘simpelweg moderne en vaak genoeg goede poëzie’. - In Drie Vlaamse monografieën bespreekt R. Brulez in het kort Pierre H. Dubois, Jan van Nijlen; Gerard Walschap, August Cauwelaert; Richard Minne, Cyriel Buysse. | |
Roeping.Juli. Onder de titel Pêle-mêle publiceert Harry G.M. Prick enkele dagboekaantekeningen van Lodewijk van Deyssel, lopend van 1948-1951. Augustus. Gerard Knuvelder vestigt in Van Deyssels ‘Frank Rozelaar’ de aandacht op de in dit werk levende gemoedsaandoeningen. - In de Kroniek breekt Ben Wolken een lans voor de inspiratieve kracht van het rederijkerstoneel in Toneel en Traditie; in Bij de dood van Anna Blaman accentueert Lambert Tegenbosch vooral het religieloze aspect in het werk van Anna Blaman als het schokkende in haar oeuvre. | |
[pagina 348]
| |
Spiegel der Letteren.IV, 2. P. de Keyser belicht De driehoeksverhouding F.A. Snellaert, F.J. Blieck en Prudens van Duyse (1836-1840). - M.A. Jacobs beschouwt De mens in Carry van Bruggens literair werk, waarbij telkens aan bepaalde afzonderlijke aspecten aandacht wordt geschonken: ‘de mens, man en vrouw’, ‘de mens, geest en lichaam’ en ‘de mens in de maatschappij en de wereld’. - In Margine bevat: J.C. Arens, Vondel benut Lucretius in Lofsang tot Venus, Geboortklock 1626; Ger Schmook, ‘Bibliofilistisch’ detail in verband met Zettermans Mijnheer Luchtervelde, 1848; Ger Schmook, ‘Van Nu en Straks’ in de Bibliofilie; Leonard Forster, ‘Wie eenmaal u aanschouwt, leefde genoeg’: Perk en Platen. - Emiel Willekens verzorgt het Bibliografisch Overzicht 1959. - In de rubriek Boekbeoordelingen wordt besproken door J.J. Mak: B. Hunningher, Het Toneel in de Amsterdamse Schouwburg van 1637; door Walter Thys: Frans Erens, Vervlogen Jaren, in de editie van Harry G.M. Prick; door M. Rutten: H.J. Prakke, De ‘Seismograaf-Functie’ der jongere Generatie. | |
De Nieuwe Stem.Augustus. In de Poëziekroniek behandelt Anthonie Donker De dichter A. Marja. | |
Ontmoeting.Juli-Augustus. Ev. Grolle in Wat verschijnt er veel toneel vestigt o.m. de aandacht op de opvoering van Grotius' Christus patiens van 19 mei jl. te Innsbruck en de facsimile-uitgave van het drama, voorzien van een duitse vertaling, verzorgd door de Grotius-Stichting te München in 1959; voorts wijst hij op M. Hoebeke's uitgave van Het Spel van de V vroede ende van de V dwaeze Maegden; veel bewondering heeft schr. voor Guillaume van der Graft, Het eerste kwartier, een ‘eenakter voor drie engelen’ uit de in 1959 gepubliceerde bundel De maan over het eiland; minder waardeert hij De laatkomer, een eenakter in proza van Van der Graft. September. In de rubriek Kritieken meent J.W.V. in De arme Heinrich, de roman van Vestdijk, op grond van de meest recente romanpublikaties van V. en tevens op grond van de herinneringen aan vroeger jaren (Maatstaf), dat de auteur bezig is een balans op te maken en een periode af te sluiten. | |
Forum der Letteren.Augustus. In deze aflevering o.m. een kort artikel van N.A. Donkersloot over de verhouding van Het lyrisch ik tot het dichtende subject. - Uit de boekbesprekingen: W. Drop, Verbeelding en Historie, door W. Blok, die vrij wat bezwaren oppert; Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland, 7e aflevering, door A. Weijnen; P.J. Meertens en B. Wander, Bibliografie der dialecten van Nederland, door C.F.P. Stutterheim. - Van C. S(tutterheim) een bladzijde Commentaar op een kranteartikel Kromtaal van een neerlandicus en, onder de titel Fonemen met coëfficienten, op een stelling bij een proefschrift. | |
De Vlaamse Gids.September. Gerard Aertsens ziet het menselijk tekort en de poging dit in het kunstwerk op te heffen als Het eeuwenoude dualisme in de Nederlandse experimentele poëzie. - Willem Frederik Hermans meent in Antipathieke romanpersonages o.a. dat de functie van de litteratuur bestaat in het scheppen van een persoonlijke mythologie. De helden moeten geen ‘mensen van vlees en bloed, maar personificaties’ zijn. Oktober. Van Pierre Brachin wordt ‘in wezen’ de tekst weergegeven van een franse lezing voor het Instituut Néerlandais: Een curieuze figuur van de Hollandse renaissance: Jan van Hout. - Herman Liebaers drukt in Multatuli | |
[pagina 349]
| |
nu zijn rede af, ‘uitgesproken op 21 mei 1960, ter gelegenheid van de onthulling van een gedenkplaat, aangebracht waar Multatuli honderd jaar geleden zijn Havelaar heeft geschreven, Bergstraat 80 te Brussel’. - In Stilstand is vooruitgang lucht B. Stroman zijn hart over de uitzichtsloosheid van de jonge litteratoren. | |
Dietsche Warande en Belfort.Augustus-September. J.A. van Houte schrijft over De geschiedenis van de Vlaamse Beweging. | |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde.1960, Afl. 1-2. J. Kuypers handelt Nogmaals over Lucien Jottrand (1804-1877), een ‘politiek vrijschutter’, die in de Vlaamse Beweging belangstelde en in een brochure ‘Les lettres belges’ de Vlaamse letteren in vergelijking met de frans-belgische hoog aansloeg; de tekst daarvan is achter de mededeling afgedrukt. - Stephanus Axters O.P. wijst op Mystieke invloeden bij de dichter Guido Gezelle, aanvankelijk vooral italiaanse, later meer germaanse, waarmee parallel gaat een ontwikkeling van Gezelle's vroomheid van een christocentrische tot een meer theocentrische. - C. de Baere heeft uit de publikaties en het archief van de Academie nagegaan wat Guido Gezelle als lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde tot de werkzaamheden heeft bijgedragen. | |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam.XXXVI (1960) Nr. 1-2. J. van den Berge geeft in zijn artikel Over Polderwateren in Zuid-Holland eerst een alfabetische lijst van de ‘algemene aanduidingen’ voor de verschillende wateren, appellatieven dus, gevolgd door een overzicht van de streken waar ze voorkomen; daarna een tweede, eveneens alfabetische lijst van de eigenlijke eigennamen, waarbij telkens de ligging van het benoemde wordt aangegeven. - W. Beele vermeldt van Persoonsnamen te Ieper en omgeving tijdens de 14e eeuw, voornamen en toenamen, Enkele identische vormen. - D.L. de Jong behandelt De namen van de tiendhoeken van Voorne naar gegevens - kaarten en beschrijvingen - van eind 17e en begin 18e eeuw. - H.J. van de Wijer doet enige mededelingen over Het VIIe Internationaal Congres voor Naamkunde, dat op 4-8 april 1961 te Florence en Pisa gehouden zal worden. - L. Peeters betoogt dat Cornelius in de uitdrukking ‘Den Cornelium hebben’ oorspronkelijk ‘horendrager, bedrogen echtgenoot’ heeft betekend. - P. Noordeloos heeft zich afgevraagd: Waar ligt de plaats in West-Friesland, welke in de rekeningen van de grafelijkheid van Holland Deek of Diek wordt genoemd?; hij is na een minutieus onderzoek van rentmeestersrekeningen tot het besluit gekomen dat het Veenhuizen zal zijn. | |
Tijdschrift voor Levende Talen.XXVI (1960), Afl. 5. Fr. Closset opent de aflevering met een In Memoriam Willem Elsschot en Anna Blaman. - In de rubriek ‘Kronieken’ van dezelfde een bespreking van de studie van M. Rutten over het proza van Karel van de Woestijne, gevolgd door korte aankondigingen van ander, merendeels bellettristisch werk. - Irène Simon verklaart in George Elliot and Hendrik Conscience de geringe waardering van Elliot voor Conscience uit haar opvattingen aangaande de eisen waaraan ‘fiction’ moet voldoen. - In een naar het schijnt nieuwe rubriek Varia wordt antwoord gegeven op vragen, die voor een groot deel nederlands taalgebruik betreffen. | |
[pagina 350]
| |
Wetenschappelijke Tijdingen.September. Als Een belangrijke ontdekking waardeert Gilbert De Smet de door A.C.G. Koch gevonden oude gentse keuren, waarvan de uitgave hierboven blz. 346 besproken is. - J. Noterdaeme vat de argumenten samen voor zijn mening, dat Jacob van Maerlant de familienaam ‘de Coster’ droeg, en zijn herkomstnaam ‘van Maerlant’ ontleende aan een plaats in het Brugse Ambacht, niet aan een plaats op Voorne. | |
Volkskunde.XIX, Afl. 3. A. Viaene wil in een Sint Talpin bij De Roovere de westvlaamse Sint Tjalpen herkennen, van de zegswijze ‘op Sint-Tjalpendag geboren, drie dagen vóór het geluk’, met een variant Tolpe, die Gezelle verleid zou hebben tot het construeren van een Sinte Holpe; intussen vereist de verklaring van V. zelf wel enige onzekere combinaties. - Volgens Paul Lindemans geldt De blauwe kiel, met zijn begeleider de rode neusdoek, ten onrechte als de oude werkdracht van vlaamse boeren. - K.C. Peeters beschrijft de totstandkoming van de eerste aflevering van De Nederlandse Volkskunde-atlas, en maakt opmerkingen over de gevolgde methode en het verder te verrichten onderzoek. - Voorts een In Memoriam Pol Heyns, Kroniek, twee Kleine Mededelingen en vele Boekbesprekingen. | |
Onze Taal.XXIX, Nr. 8 (Augustus). Dit nummer bevat o.a. een artikel van J.J.M. Bakker over Accentverschijnselen in straatnamen en de tekst van de rede Taal en publiciteit, gehouden door dezelfde op het Nederlands congres te Gent, 20 mei 1960. Nr. 9 (September). Een redactioneel artikel ‘Eigenlijk betekent het...’ waarschuwt tegen het argumenteren met oudere betekenissen bij discussies over de juiste betekenis van een woord; een tweede, Nederlands in de landbouw, geeft proeven uit een boekje met nederlandse benamingen voor land- en tuinbouwmachines en -werktuigen, dat samengesteld is door de Werkgroep Taalgebruik Landbouwtechniek. | |
Nu Nog.VIII, Nr. 5 (September). Het nummer opent met een kort verslag van De Taaldag te Kortrijk op zaterdag 9 juli, georganiseerd door de Kultuurraad voor Vlaanderen en de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal. - Wim Gyzen heeft bij het zoeken naar een nederlands equivalent voor ‘combinaison’, de belgisch-franse benaming voor een damesonderkledingstuk, ervaren Hoe de weg naar het A.B.N. (soms) met woordenboeken is versperd, en J. L(eenen) wijst er in een naschrift op, dat een ‘combinaison’ niet hetzelfde is als wat in Nederland ‘combination’ heet. - De Uitspraaksprokkels van J. L(eenen) hebben betrekking op griekse namen en op een aantal bastaardwoorden. - Verder een lange rubriek Brievenbus - Taaladvies. | |
Taalonderwijs.IV, Afl. 4 (September 1960). P. van Keymeulen begint een vervolgartikel over lessen in toneelspel onder de titel De Dramatische Initiatie; als inleiding tot de Cursus voor het eerste jaar dient een door éen leerling te spelen pantomime. - L. van Leemput doet verslag van een tweede experiment ter toetsing van De literaire voorkeur van onze jongens en meisjes uit het middelbaar en het normaalonderwijs: de leerlingen moesten hun voorkeur bepalen en motiveren tussen ‘De waterlelie’ van Van Eeden en een bewerking daarvan door de experimentator; in die bewerking waren de ‘specifiek poëtische’ woorden vervangen door ‘gewone, prozaïsche’. - L. Verlee meent dat Het | |
[pagina 351]
| |
taalonderwijs in technische scholen en afdelingen niet wezenlijk hoeft te verschillen van dat aan andere inrichtingen voor voortgezet onderwijs. | |
Persoon en Gemeenschap, V (= Voortgezet Onderwijs).XIII (1960), Afl. 3. In de rubriek ‘Boekbespreking’ beoordelingen van W.L.M.E. van Leeuwen en F.G.A. Stemvers, Meesterwerken der Nederlandse letterkunde; Joost van Vondel's Jeptha of Offerbelofte, 11e druk, bezorgd door L.M. van Dis (beide door M D..); Th. Vindevogel, Nederlandse grammatica voor het Middelbaar en Normaalonderwijs in Vlaams-België (door L.S.). | |
Tydskrif vir Letterkunde.X, No. 3. Een auteur, die zich ‘Rederijker’ noemt, uit zijn bezwaren tegen vaak geuite en z.i. onbillijke kritiek op de Zuidafrikaanse romankunst (Vooroordeel teen die Afrikaanse Roman). - A. Demedts geeft in De Letterkunde in Noord en Zuid een overzicht van literaire gebeurtenissen, hoofdzakelijk over het jaar 1959. - C.W. Hudson behandelt Die Afrikaanse Letterkunde in die Jongste Tyd. | |
Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal.XVI, Afl. 3 (Juni 1960). Deze aflevering bevat een artikel van Abel Coetzee over Taal- en volkskundekaarte i.v.m. de Afrikaanse Taalatlas en de Afrikaanse Volkskundeatlas. Van beide werken verscheen in 1959 de eerste aflevering. Schrijver acht voortzetting van beide publikaties alleszins gerechtvaardigd, het gehalte van deze eerste proeven in aanmerking genomen. | |
Neophilologus.XLIV, Afl. 4. G.J. Geers gaat Towards the solution of the Baroque problem met de werkhypothese, dat de Barok wortelt in ‘the unconscious, irrational fear of freedom and the outer, real fear of the reign of terror, the oppressing power of society, Church, and State’. - In een kort artikel Midas en de Dorpsbarbier: Ovidius, Florianus, Haecht toont J.C. Arens aan, dat Haecht voor zijn ‘Oordeel van Tmolus tusschen Apollo ende den veldtgodt Pan’, op het landjuweel te Antwerpen in 1561 vertoond, de stof ontleend heeft aan Florianus' vertaling van de Metamorphosen. | |
Etudes Germaniques.XV, No. 3 (Juli-September 1960). In de rubriek ‘Bibliographie Critique’ besprekingen van: Robrecht Lievens, Jordanus van Quedlinburg in de Nederlanden; Antonio Mor/Jean Weisgerber, Storia delle letterature del Belgio; J.C. Brandt Corstius, Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde; alle van de hand van P. Brachin. | |
Language.XXXV, No. 2 (April-Juni 1959). William Z. Shetter levert een uitvoerige en belangrijke kritiek op Meyer de Villiers, Afrikaanse Klankleer: Inleiding tot die Fonetiek en die Fonologie. XXXVI, No. 1 (Januari-Maart 1960). William Z. Shetter beperkt zijn bespreking van J.J. Mak, Rhetoricaal Glossarium, tot enige opmerkingen over de in het Nederlands zo ongemeen talrijke franse verba op -éren: hij meent dat de grote gastvrijheid tegenover deze vreemdelingen in de rederijkersperiode begonnen is. | |
Comparative Literature.XII, No. 1. Seymour L. Flaxman oordeelt gunstig over W.A.P. Smit, ‘Van Pascha tot Noah’, deel I. | |
[pagina 352]
| |
It Beaken.XXII, Afl. 3 (Oktober 1960). H.T.J. Miedema behandelt onder de titel Inkelde klompmakkerswurden en nammen fan ûngetidersark het friese materiaal uit het boek van Dr. Van Bakel over de klompenmakersvaktaal en dat van Dr. Aleida H. van Vessem over oogstgerei-benamingen; op het eerste geeft hij op grond van eigen navraag aanvullingen en preciseringen, terwijl de oogstgereinamen hem o.a. aanleiding geven tot een beschouwing over de etymologische samenhang van fri. tuolle ‘melkstoeltje’, dat wel met ndl. tol (speelgoed) is geïdentificeerd. |
|