| |
Aankondigingen en mededelingen
Vijftigjarig register op De Nieuwe Taalgids.
Het register op NTg. I-L, met een prospectus bij de maart-aflevering aangekondigd, is even voor de mei-aflevering uitgekomen. Het is bewerkt door Dr. L. Koelmans, en het onderscheidt zich van de vroeger verschenen registers (achtereenvolgens op de jaargangen I-XXV en XXVI-XL) vooral hierin dat het een register van personen en zaken en een woordregister van niet minder dan 128 bladzijden in twee kolommen bevat. Het verlangen naar dat laatste is meermalen kenbaar gemaakt, en wij vertrouwen dat het goede diensten zal bewijzen.
Het boek is VII en 382 bladzijden groot. De prijs is f 19,50; voor abonnees op de NTg. f 15,-.
| |
| |
| |
Tweede druk van Netherlandic Language Research.
Op initiatief van het ‘Belgisch-Nederlands Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek’ heb ik indertijd een overzicht gegeven van methoden en resultaten van de nederlandse taalkunde: Netherlandic Language Research; Men and Works in the Study of Dutch. Het is verschenen in 1954, en door wijlen De Vooys aangekondigd NTg. XLVIII, 58. Het was in de eerste plaats bestemd voor germanisten en andere linguisten in het buitenland, en het stemt tot voldoening dat het grootste deel van de oplaag buiten de grenzen van het nederlandse taalgebied is geplaatst, al heeft het boekje ook daarbinnen zijn weg gevonden. In het voorbericht bij de nu verschenen tweede druk (Brill; Leiden, 1960; VIII en 120 blz.; prijs f 10,-) geeft de auteur de verhouding tussen eerste en tweede uitgave aldus weer:
The kind reception this work has met with leads me to think that it has achieved its aim. I therefore thought it better to leave plan and outline unchanged, and to confine myself to working up the material published after 1953. What is near to one in time is fresh in the memory, and in order to avoid the danger of recent publications being unduly emphasized, I had to try and preserve a normal chronological balance. The period covered by this survey now extends to the first half of 1959.
De laatste tien bladzijden zijn gevuld met een register van personen en zaken, samengesteld door Dr. L. Koelmans.
| |
Register op vragenlijsten Dialectencommissie.
Als no. XXII van de Bijdragen en Mededelingen der Dialectencommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam is bij de N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, Amsterdam, in 1960 verschenen Vragenlijsten met Register (1931-1958). Daarin zijn afgedrukt alle vragenlijksten die de Dialectencommissie in de loop der jaren heeft uitgezonden, en de daarin nagevraagde woorden en zaken zijn na te slaan in het alfabetisch register. Belangstellenden kunnen dus gemakkelijk overzien wat er op het Dialectenbureau te vinden is aan dialectologische gegevens in de antwoorden op de lijsten.
Het boek telt X en 92 bladzijden; de prijs is f 10,-.
| |
Alfabetische of ideologische lexicografie?
De redactie van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde heeft besloten, voor de omvang van de opgenomen artikels een maximum van 24 bladzijden te stellen, o.a. om meer afwisseling in de inhoud te verkrijgen. Anderzijds wil ze gelegenheid blijven geven tot publikatie ook van verhandelingen die dat maximum te boven gaan, en zo is een nieuwe reeks opgezet, genaamd Bijdragen tot de Nederlandse Taal- en Letterkunde uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
Als deel I van die reeks, met een ‘ten geleide’ van de redactie voorop, is verschenen een studie van Dr. F. de Tollenaere, redacteur van het ‘Woordenboek der Nederlandsche Taal’, onder de titel Alfabetische of ideologische lexicografie? (Brill; Leiden, 1960; 44 blz.; prijs f 3,-). Ter beantwoording van de vraag of het wetenschappelijk woordenboek alfabetisch dan wel ‘ideologisch’, naar begrippen, geordend dient te zijn, toetst hij het door R. Hallig en W. von Wartburg ontworpen Begriffssystem als Grundlage für die Lexikographie, dat NTg. LI, 81 vlg. even ter sprake is gekomen, op zijn toepasbaarheid. Hij weegt het voor en het tegen ervan zorgvuldig tegen elkaar af, en
| |
| |
concluderend acht hij - bij alle waardering voor het doordachte systeem van Hallig en Von Wartburg - de bezwaren van een ‘ideologische’ inkleding van het woordenboek wel zo groot dat het oude alfabetische stelsel, waarvan ook hij de gebreken erkent, geenszins als ‘uit de tijd’ hoeft te worden beschouwd. Het rustige en zakelijke betoog van Dr. De Tollenaere is geïllustreerd met talrijke citaten pro en contra van vóor en van na het Begriffssystem.
| |
Een Bildtboer-dagboekschrijver.
Uit een artikel van Prof. Dr. K. Fokkema, Taal en Tongval XI, 154 vlgg. (vermeld NTg. LIII, 59) was het een en ander bekend geworden omtrent het merkwaardige dagboek dat de Bildtboer Dirck Jansz. heeft bijgehouden van ongeveer 1600 tot ongeveer 1635. Er is nu een gecyclostyleerde uitgave van verschenen als no. XXXI van de Estrikken, een reeks van - ik vertaal uit het Fries -: ‘kleine teksten en studies op het gebied van de friese filologie, vermenigvuldigd op het Fries Instituut aan de Rijksuniversiteit te Groningen’ (Groningen, 1960). Het bescheiden ‘kleine teksten en studies’ is op die uitgave, Het aantekeningenboek van Dirck Jansz., maar matig van toepassing: het is een boek in folio van LXVI en 119 bladzijden. Het bestaat uit drie gedeelten, een ‘inleiding’, waarin Prof. Dr. P. Gerbenzon de Beschrijving van het handschrift geeft, en J.R. Faber, econ. drs., uit de aantekeningen van de Bildtboer met ploeg en pen, heel wat biezonderheden afleidt, ten dele in grafieken verwerkt, aangaande Dircks bedrijf als boer, een interessante bijdrage tot de agrarische geschiedenis, en aangaande zijn dagelijks leven. Prof. Fokkema geeft een uitgebreider bewerking van zijn zojuist genoemde tijdschriftartikel over De taal van een Bildtboer, hoofdzakelijk een overzicht van zijn spelling en de daarachter liggende foniek, met enkele opmerkingen over vormen. Daarin trekken de aandacht merkwaardige ontrondingen, niet alleen van elders bekende als breg ‘brug’, steck ‘stuk’, maar ook degen ‘deugen’, geesen ‘geuzen’ en eeren ‘uren’, stewer en stijewer ‘stuiver’, stijp ‘stuip’ e.a. De inleiding besluit met Prolegomena bij de tekst van Prof. Dr. P. Gerbenzon, en in het tweede gedeelte volgt dan
de diplomatische uitgave van de tekst, eveneens door Gerbenzon verzorgd. Het derde gedeelte bevat registers, bewerkt door A. Vellema en Gerbenzon, te weten een Chronologisch-systematisch register, een Namenregister en een Register van de voornaamste zaken; zo is het boek ook voor andere dan taalkundige doeleinden gemakkelijk te raadplegen. Aan het slot komt een beknopte Woordenlijst van Fokkema; daarin zijn, deelt de samensteller mede, ‘alleen woorden opgenomen, die minder bekend zijn, of waarschijnlijk uit het Fries komen, of waarop om andere redenen naar (z)ijn mening de aandacht diende gevestigd te worden.’
| |
Ontwerp Woordenlijst Kernenergie.
Om te voorzien in de behoefte aan nederlandse terminologie op het gebied van de kernenergie, heeft het Nederlands Normalisatie-instituut ter kritiek gepubliceerd een ontwerp voor een woordenlijst Engels-Nederlands, normontwerp 3068-60. Voorstellen tot aanvulling of verbetering worden ingewacht bij het Nederlands Normalisatie-instituut, postbus 70, Den Haag. Het ontwerp, 56 blz. in groot octavo, is voor f 4,- bij het instituut verkrijgbaar.
| |
Handelingen van het XXIIIe Vlaams Filologencongres (Brussel 1-3 april 1959).
In deze Handelingen, uitgegeven door ‘De Vlaamsche Philologencongressen’ (Secretariaat: Geldenaakse Vest 20, Leuven), zijn volledig afgedrukt de ope- | |
| |
ningsrede van de congresvoorzitter R. Foncke, Greepjes voor Nederlanders uit de oude Duitse taal- en letterkunde, en de slotrede van de ondervoorzitter, J.J. von Schmid, Literatuur en Wijsbegeerte. De verslagen van de voordrachten in de secties lopen in omvang sterk uiteen. Sommige zijn korte samenvattingen, bij andere leidt het aantal bladzijden, in verband met de spreektijd die beschikbaar was, tot het vermoeden dat ze woordelijk zijn opgenomen. Zo heeft de afdeling Nederlandse Taalkunde aan 10 bladzijden genoeg, maar de afdeling Nederlandse Literatuurgeschiedenis beslaat het drievoud daarvan. Daarin moet haast wel de voordracht van J. Deschamps over De Dietse kollatieboeken van Dirc van Herxen (bijna 7 blz.) volledig zijn, en die van W. Reniers, Gezelle en Alberdingk Thijm in het kader van de neo-gotische beweging, doet in omvang daarvoor weinig onder. De andere voordrachten in die afdeling waren: Ada Deprez, Du Perron en Vlaanderen; P. Minderaa, De ‘invloed’ in de poëziegeschiedenis; E. Verhofstadt, Vondels wereldbeeld als artistieke schepping; P. Hadermann, Twee aspecten van het vitalisme in de Vlaamse romans. - De afdeling Nederlandse Taalkunde had als algemeen onderwerp, door de voorzitter J. Leenen ingeleid, Taalwetenschap en taalpraktijk; de voordrachten hadden alle betrekking op de algemene taal van nu, in het bijzonder met het oog op Vlaams-België. Het hele boek telt 383 bladzijden.
| |
Woordenlijst van het Afrikaans.
De zesde, verbeterde, uitgave (zevende oplaag) is verschenen van de Afrikaanse Woordelys en Spelreëls (Nasionale Boekhandel Beperk; Kaapstad-Bloemfontein-Johannesburg, 1960; 317 blz.; prijs 18/6 gebonden). Hij is in opdracht van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns samengesteld door de ‘Taalkommissie’: Dr. S.P.E. Boshoff, Dr. S.J. du Toit, L.W. Hiemstra, M.A., Dr. W. Kempen, Dr. T.H. le Roux, Dr. D.F. Malherbe en Dr. J. du P. Scholtz. ‘Hierdie druk’, delen de samenstellers in hun ‘voorwoord’ mede, ‘verskil aansienlik van die vorige uitgawes, hoewel die spellingbeleid en grondbeginsels feitlik ongewysig gebly het’, en het voorwoord geeft dan verder puntsgewijze een overzicht van wat geschrapt, bijgevoegd en gewijzigd is. De spelregels beslaan blz. 6-35; het overige is de eigenlijke woordenlijst in twee kolommen.
C.B.v.H.
| |
Publikaties over Van Eeden.
De herdenking van de honderdste geboortedag van Frederik van Eeden in april is aanleiding geweest tot de verschijning van enige publikaties, waarop wij hier met een enkel woord de aandacht dienen te vestigen. In de eerste plaats vermelden wij de Mededelingen XIII van het Frederik van Eeden-genootschap. De belangrijkste bijdrage daarin is Frederik van Eeden. Een bespiegeling, door H.W. van Tricht, waarin de auteur voor de reeks algemene colleges ‘Schrijvers in eigen spiegel’ van de School voor Taal- en Letterkunde nagaat, hoe Van Eeden zichzelf zag en beoordeelde, en welke wisselingen zich daarbij in diens zelfbeschouwing voordoen. Verder vindt men er: een studie van A. Sivirsky, Frederik van Eeden's Godsdrama's en de Tragedie van de Mens van Imre Madách, waarin de relatie tot de Hongaarse literatuur niet te bevestigen blijkt; een artikel van Wim J. Simons over Frederik van Eeden en zijn verhouding tot Jacob Israël de Haan; twee mededelingen van Hans van Eeden, resp. over Een verbeterde (?) versie van Don Torribio en over De schrijver en de kritikus (met de kritikus wordt A.C. Loffelt bedoeld, die als toneelkritikus van Het Vaderland over de opvoeringen van ‘Het Sonnet’ en ‘De student thuis’
| |
| |
schreef); een fragment van een Brief van A. Aletrino aan Jac. van Looy. (17 juni 1885) over de plannen voor De Nieuwe Gids; een Overzicht van Van Eeden's leven in korte punten, overgenomen uit de ‘Mededelingen van de Documentatiedienst’ van het Nederlands Letterkundig Museum.
Bij de Stichting De Beuk te Amsterdam verscheen: Van Eeden! Van Eeden! Daar komt hij aangetreden, een verzameling spotprenten en spotverzen op Van Eeden, bijeengezocht door Peter van Eeden en Wim J. Simons (36 blzz.; prijs f 3,50). Van laatstgenoemde zag bij dezelfde uitgeverij tevens een korte studie over Van Eeden's Amerikaanse reizen het licht, onder de titel Het paleis van Circe (43 blzz.; prijs f 2,50). De aspecten, die door deze beide boekjes naar voren worden gebracht, zijn de aandacht stellig waard.
| |
Naklank van de Da Costa-herdenking.
Bij de herdenking van Da Costa's honderdste sterfdag op 28 april j.l. heb ik, sprekend over ‘Isaac da Costa als dichter’, in het bijzonder aandacht gevraagd voor diens uitvoerige gedicht Uit Palestina. In het middelpunt van dit gedicht staat een vrije bewerking van het Eesj Toekad: de klaagzang bij de herdenking van de verwoesting van Jeruzalem, die voorkomt in de Joodse liturgie van die dag. Naar aanleiding van de herdenking heeft nu het maandblad Kerk en Israël, uitgegeven door de Hervormde Raad voor de verhouding van Kerk en Israël (Surinamelaan 15, Hilversum) in zijn nummer van mei 1960 een vertaling van het Eesj Toekad opgenomen. Deze vertaling is van de hand van Hirsch Blum en wordt ingeleid door Ds. J.H. Grolle. Een vergelijking van Da Costa's bewerking met het oorspronkelijke klaaglied is daardoor veel gemakkelijker geworden.
| |
Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis.
Verschenen is het dertiende deel (1959) van de Handelingen der Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis (Herderinlaan 22, St. Agatha-Berchem-Brussel). Uit de rijke inhoud vermelden wij slechts de studies, die rechtstreeks op de Nederlandse taal- en letterkunde betrekking hebben. - Onder de titel Van ketterse en andere schandaleuse spelen gaat Al. de Maeyer nogmaals na, of deze spelen inderdaad als reformatorisch mogen worden beschouwd, waarbij hij met Van Mierlo tot de conclusie komt dat men in het algemeen slechts ‘achteraf’ van ‘kettersheid’ kan spreken. - R. Lievens publiceert Een rapiarium uit Jan van Leeuwen, in de hoop dat dit als stimulans zal werken om te komen tot de uitgave van diens volledige werken. - J. Mertens bespreekt De oorzaken van het succes in Duitsland van Timmermans' vertaald werk. - J. Notermans' studie over Journalistieke visies op Indonesië in de negentiende eeuw is gewijd aan Busken Huet en P.A. Daum. - V.F. Vanacker schrijft over Diachronische syntaxisbeschrijving van een dialekt; naar zijn mening zal men voor verschillende dialekten, naast een synchronische, ook een diachronische syntaxisbeschrijving moeten bezitten, voordat het mogelijk wordt ‘door onderlinge vergelijking de syntaktische opbouw van het Nederlands te beschrijven’. - Tenslotte vergelijkt M. van der Mijnsbrugge in De figuur van Germanicus bij Tacitus en bij N.P. van Wyk Louw de Germanicus-figuur uit Louws tragedie met die uit de Annales. Bij Tacitus is ‘de onwrikbare trouw jegens keizer Tiberius’ het voornaamste kenmerk van Germanicus, en het is deze trouw die Van Wyk Louw als thema voor zijn
| |
| |
drama gekozen heeft: ‘met volle recht zou men aan dit toneelstuk de ondertitel kunnen geven: drama van loyaliteit’.
| |
Een bundel essays van D.J. Opperman.
Na N.P. van Wyk Louw is nu ook D.J. Opperman overgegaan tot de bundeling van zijn verspreide essays. Onder de titel Wiggelstok werden een vijftiental beschouwingen en studies, die oorspronkelijk in Die Huisgenoot en in Standpunte waren verschenen, opnieuw uitgegeven (Nasionale Boekhandel Bpk., Kaapstad-Bloemfontein-Johannesburg 1959, 155 blzz.). Een groot deel daarvan dateert van vóór 1953, het jaar waarin Oppermans grote studie over Die digters van Dertig het licht zag. Dit doet echter aan de betekenis van deze her-uitgave niet af. Oppermans kritische analyses dringen steeds tot de kern van het besproken werk of de besproken auteur door, en kenmerken zich door hun rake karakteristiek. Wij kunnen er ons daarom slechts over verheugen, dat ook zijn oudere essays nu in gemakkelijker en blijvender vorm tot onze beschikking staan. Afgezien van een viertal meer algemene beschouwingen houdt Opperman zich in deze bundel eerst met een aantal Zuidafrikaanse en vervolgens met enkele Nederlandse auteurs bezig. De eersten zijn: G.S. Preller (‘ons eerste kritikus’), Totius, C.M. van den Heever, van Wyk Louw, Roy Campbell, G.A. Watermeyer; de Nederlanders: W. Hessels, A. Roland Holst, Greshoff en Achterberg. - Afzonderlijke vermelding verdient Met apologie (blz. 84-86). Een korte ‘tekst’ (‘Op 'n Sondagmiddag loop die weduwee Viljee / in swart geklee / met twee kolliehonde langs die see’) wordt daar achtereenvolgens behandeld op de wijze van C.M. van den Heever, Du Plessis, W.E.G. Louw, van Wyk Louw, Uys Krige, Elisabeth Eybers, Ernst van Heerden en S.J. Pretorius. Deze bewerkingen zijn in één woord meesterlijk, niet minder als karakteristiek dan als parodie!
| |
Paul van Ostaijen en zijn proza.
Onder bovenstaande titel publiceerde de Gentse hoogleraar Herman Uyttersprot als nr. 136 van de ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift Reeks’ een korte, maar indringende studie over het scheppend proza van Paul van Ostaijen (S.M. Ontwikkeling, Antwerpen - Ad. Donker, Rotterdam 1959; 68 blzz.). In het eerste deel van zijn boekje (Invloeden?) gaat hij de ‘wekkende impulsen’ uit het buitenland na, wat hem tot de conclusie voert: ‘Meyrink en Kafka, Baudelaire, Swift en de Quincey, vertegenwoordigers van drie cultuursferen, ze ontmoeten elkaar in het prozawerk van hun evenknie, de sterkste satiricus, die de Lage Landen ooit voortbrachten, Paul van Ostaijen’ (blz. 29). Het tweede deel bestaat uit een bijzonder knappe karakteristiek van de Grotesken, die tevens tot een karakteristiek van hun schepper wordt. Zij loopt uit op een parallel Kafka-van Ostaijen, waarin zowel overeenkomst als verschil tussen het werk van deze beide auteurs scherp worden aangegeven.
| |
Boendale en de Bijbel.
In het Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis XLIII, pag. 221-229, gaat J.J. Mak onder bovenstaande titel na, in hoeverre de Bijbel een bron is geweest voor Boendale's Der Leken Spieghel. Hij komt daarbij tot de conclusie
dat het aandeel van de Schrift, wat de stof betreft, in een encyclopedie van ca. 22.000 versregels minimaal is geweest, maar dat zelfs voor dit weinige nog niet de moeite is
| |
| |
genomen, de bron zelf te raadplegen en de geheugenkennis aan de hand van de authentieke tekst te verifiëren. En tenslotte, dat deze leek voor bijbels laat doorgaan, wat het niet is, m.a.w. dat de ‘kirchliche Lehrverkündigung’ ons wordt gepresenteerd als ‘hebraica veritas’.
W.A.P.S.
| |
Beknopte Spraakkunst van het Schiermonnikoogs.
D. Fokkema Sr., een broer van de frisist prof. dr. K. Fokkema, geeft in dit boekje van 32 blz. na een kort overzicht van de klanken een vrij uitvoerige vormleer, waarbij hij duidelijk laat uitkomen welk een rijkdom het dialect bezit in zijn Oudfriese vormen voor de drie geslachten en in de opmerkelijke meervoudsvorming. Ook de pronomina en vooral de werkwoorden worden nogal uitgebreid behandeld. Het is een interessant verslag geworden van de ontdekkingen die de schrijver deed, toen hij het dialect begon te lezen. Vooral nu dit zo snel aan het uitsterven is en de jeugd het op enkele uitzonderingen na niet meer spreekt, is het van groot belang dat Fokkema deze taak op zich heeft genomen. Wij hopen van harte dat hij ook nog eens een Schiermonnikoogs woordenboek(je) zal laten verschijnen, zodat de merkwaardige woordenschat ter beschikking komt van de onderzoekers. Verschillende woorden, die in het gewone Fries al lang zijn uitgestorven, zijn nog op Schiermonnikoog in gebruik. De prijs van de nu verschenen spraakkunst is f 2,-. Het is een uitgave van Fedde Dijkstra te Leeuwarden, maar leden en ‘stipers’ van de ‘Fryske Akademy’ kunnen het bij deze instelling voor gereduceerde prijs krijgen.
H.T.J. Miedema
|
|