Det is niks eweerd
In Opmerking 1 op bl. 103 van zijn proefschrift Het Drents van Ruinen bespreekt Dr. A. Sassen de vreemde vorm eweerd, waard, in de uitdrukking, als opschrift hierboven vermeld. Het woord heeft nl. ‘de uiterlijke gedaante van een partc’, daar de verleden deelwoorden in dit dialect worden gevormd met het prefix e-, b.v. ehöörd, gehoord, eplůůgd, geploegd, ezet, gezét. Ter verklaring oppert Sassen een oorspronkelijk teweerd. In verbindingen als niet-, wat-, geen cent teweerd zou dit ‘door verkeerde scheiding’ tot eweerd zijn geworden.
Tot staving van deze ontwikkelingsmogelijkheid is geen enkel voorbeeld aangehaald. Dat is geen wonder: het is waarschijnlijk niet te vinden en zeker niet gemakkelijk in het Drents, de eerst aangewezen bron. Deze streektaal prefereert nl. prothesis boven aferesis blijkens: a. Ruinens: narm, pl. narms, arm; Narmweide, Narmstråte als variant van Armweide, -stråte; Nanholt naast Anholt; nåvent en nåventhüüs, oven, ovenhuis; nes, (koren)es (vgl. Sassen, t.a.p. bl. 17, 18, 45, 51, 66, 68, 92). b. Zuidwestdrents: Raverst, Resperst, Rieverst voor Havehorst, Esphorst en IJ - < Ieve. - < Ieuwehorst.
Wanneer wij afstappen van deze vormen met voorgeplaatste n- en r-, relicten van voormalige buigingsuitgangen, ontmoeten wij geen enkel geval van prothesis. En het tegenovergestelde daarvan, de weglating van een beginklank door aanleuning bij een voorafgaand woord, komen wij evenmin tegen. Uitgaande van Sassens vermoeden controleren wij Nat. woordgroepen met te- als tegader, tegelijk, tegemoet, tekort, teloor om te ontdekken dat vormen van deze aard, hoe vaak ook voorkomend na niet, vast, wat, enz., krampachtig hun t vasthouden. Bovendien verschillen ze van eweerd, doordat ze het niet verder brengen dan adverbium; de stap naar het predikatieve bnw. is hun te groot, om van de nog grotere naar de functie van attributief adjectief maar niet te spreken.
Slechts éen van hun soortgenoten heeft deze ruimtereis met succes volbracht, tevreden. Maar ook dit wist zijn t- stevig vast te houden, eveneens in Ruinen, waar het tevräne luidt (bl. 62). Zo heeft het er dus in uitgang ‘de uiterlijke gedaante van een partc’, zodat het de beïnvloeding verraadt van vormen als erene, gereden, esnene, gesneden, elane, geladen, eböne, geboden, waarmee het ook overeenkomt in verlies van de intervocalische -d- (Sassen, bl. 104, § 77).
Tot nu toe heeft, bij ons weten, niemand zich verwonderd over de uitzonderlijke carrière van het groepscompositum tevreden: noch Mnl. Wdb. 8, 287 noch WNT 16, 1744 vv. wordt er althans van gerept. Toch moet een bijzondere reden hebben bestaan voor zijn expansie en verglijding, en vermoedelijk ligt die in zijn vorm. Deze beantwoordt aan die der participia van de oude ww. met te-, fri. to-, du. zer-, stuk, in stukken, b.v. aan tebannen, tebeten, teblouwen, enz. Zulke verleden deelwoorden waren als adjectief vrij algemeen. Hebben zij tevreden meegesleurd naar de functie van bnw.?
Voor deze ‘woordgroep’ bestond er nog een tweede contact met de verba, nl. via het ww. vreden (Mnl. Wdb IX, 1272 vv.), in Ruinen nog levend als vrään, ‘afrastering, afschutting aanbrengen of herstellen’ (Sassen, t.a.p. bl. 63). Zijn in fin. heeft met te ook eens *tevredene geluid en kan zo medeplichtig zijn aan de overgang te vreden > tevredene, thans Ruinens tevräne. Een *evräne naar analogie van *evrääd was hier ook lang niet onmogelijk geweest. Het is echter niet ontstaan, wat de genoemde hypothese betreffende eweerd > teweerd niet versterkt. Nu ons is gebleken dat in Ruinen tevreden zo sterk is beïnvloed door verbale vormen, rijst de vraag: zou het met eweerd niet evenzo zijn gesteld?