Een zondagsarmpje
In de composita waarbij als eerste lid zondags- optreedt, ter nadere bepaling of onderscheiding van een ‘kern’-lid, mogen we in hoofdzaak twee groepen onderscheiden: die samenstellingen waarin het eerste deel een zuiver temporeel karakter draagt (zondagsblad, zondagsdienst, zondagskleed), en anderzijds de woorden waarin het uitzonderlijke zich ontwikkeld heeft tot een zekere graad van waardering (zondagskind), dan wel, tegenovergesteld, tot een typering waarin de bijzonderheid geleid heeft tot diskwalificatie (zondagsgezicht, zondagsruiter).
Een mij onbekende samenstelling in deze orde noteerde ik dezer dagen in het woord zondagsarm(pje). In feite is dit de aanduiding in ziekenhuizen en onder medici van wat, officiëler, genoemd wordt: subluxatie van het radiuskopje (een lichte ontwrichting van het ellebooggewricht). Een dergelijke ‘ontsporing’ treedt met name op bij kinderen die aan de hand lopen en bij verlies van het evenwicht plotseling met een ruk komen te hangen aan de hand van hun begeleider. Daar 90% van deze gevallen behandeld moet worden op maandag, is de zondag in dit opzicht terecht in een slecht licht komen te staan! Voorlopig behoort het woord zondagsarm, taalkundig, nog tot de eerste categorie, wegens de objectiviteit en de afwezigheid van emotie bij de medici; mocht het evenwel een ruimere bekendheid krijgen, dan zou het zeker naar categorie 2 verhuizen!
Den Haag.
F.G. Droste