De Nieuwe Taalgids. Jaargang 53
(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
De bekeeringe Pauli, vs. 284-287.In de reeks Zwolse Drukken en Herdrukken verzorgde Dr. G. Jo. Steenbergen een uitgave van het in de titel genoemde apostelspel, dat omstreeks het midden van de zestiende eeuw geschreven moet zijnGa naar voetnoot1). Uit het eerste Sinnekenstoneel blijkt, dat Ypocrijtich Herte en Fortsich Labeur Jezus haten en de christenen willen uitroeien. De ruzie tussen de beide Sinnekens - een geliefd element in zulk een toneel - verloopt nogal tamGa naar voetnoot2), en zij worden het al gauw eens op basis van een compromis, n.l. dat zij allebei gevaarlijk zijn, ‘menich brengende deirlyck tot een droeue feeste’. Zij herinneren zich de steniging van Stefanus (waarbij Paulus aanwezig was), en zij zijn het erover eens, dat er geen geschikter figuur was om de leiding der christenvervolging op zich te nemen dan Paulus. In het volgende tafereel zien wij Paulus als een ijveraar voor God; hij kan Jezus echter niet anders zien dan als een ‘valsche verleyder quaet’ en spoort zijn beide dienaren onder bedreigingGa naar voetnoot3) aan, de christenen te arresteren. Als er meteen twee verdachte individuen naderen, sommeren de dienaren hen mee te gaan naar Paulus, ‘den grooten doctoor inde wet’. De eerste van de twee aangehouden Borgers vraagt: (284)[regelnummer]
Wat belieft uwen meestere?
De tweede antwoordt: Dat suldij hooren net,
(285)[regelnummer]
Hij salt u seggen sonder eenich grieuen.
Gegroet sijt, Saule! Heere, wats u belieuen?
U begeirte laet ons van u versinnen.
De uitgever tekent hierbij aan: Sonder eenich grieuen = zonder nadelige gevolgen voor u, vgl. vs. 280Ga naar voetnoot4). Het klinkt wel zonderling - zo vervolgt hij zijn commentaar - dat de Tweede Borger verwacht dat het onderhoud met de grote vervolgerGa naar voetnoot5) ‘sonder eenich grieuen’ zal verlopen. De rijmpositie laat echter toe te veronderstellen, dat deze formule hier niet haar volle waarde heeft. - Hij completeert zijn toelichting met een verwijzing naar een overigens onbevredigende verandering in de rolverdeling bij deze passage in het Haarlemse handschrift van dit spelGa naar voetnoot6), en hij spreekt de veronderstelling uit, dat de bewerker van dat handschrift de passage eveneens onwaarschijnlijk zal hebben gevonden. Ik vraag mij af, waarom het onwaarschijnlijk zou zijn, dat de Tweede Borger op de vraag van de eerste (‘Wat belieft uwen uwen meestere?’) argeloos antwoordt: ‘Hij salt u seggen sonder eenich grieuen.’ Ik acht zijn reactie niet alleen logisch en begrijpelijk, maar ook volkomen passend in het raam der gebeurtenissen. Daarvoor zijn, naar ik meen, de volgende argumenten aan te voeren: I. In het Bijbelverhaal (Hand. 8: 1) lezen wij, dat Paulus mede een welbehagen had aan zijn (= Stefanus') dood. LaterGa naar voetnoot7) spreekt Paulus zelf over | |
[pagina 172]
| |
zijn aanwezigheid bij Stefanus' steniging; hij zegt dan, dat hij erbij was, dat hij een welbehagen had aan diens dood, en dat hij de kleren bewaarde dergenen die hem doodden. De rol die Paulus bij deze steniging vervulde, was dus niet opvallend, zij was passief. Pas daarna (Hand. 8: 3) ging Paulus een actieve rol spelen: Wij lezen, dat hij de gemeente verwoestte, de huizen binnendrong, en mannen en vrouwen naar buiten sleepte om hen in de gevangenis te werpen. Welnu, hierop slaat het tafereel van De Bekeeringe Pauli, waaraan de geciteerde versregels zijn ontleend. Bij de steniging van Stefanus was Paulus geen leidende figuur; nu werd hij dat wèl. De Sinnekens hebben hem immers pas zojuist uitgekozen als de geschiktste aanvoerder bij de razzia's op de christenen. II. De context in het spel steunt deze opvatting: Paulus zendt zijn beide dienaren uit om de eerste (!) arrestatie te gaan verrichten. Zij houden twee Borgers aan. De eerste vraagt: ‘Wat belieft uwen meestere?’ - Overeenkomstig zijn opvatting van vs. 285 zou Dr. Steenbergen ook dit vers ‘zonderling’ moeten noemen, want ook deze man zou dan wel hebben moeten weten, wat Paulus met hem voor had. Hij wist dat kennelijk niet - en dat klopt met de gang van het verhaal, want Paulus zal nu pas berucht worden als christenvervolger. Daarenboven had de Tweede Dienaer in vs. 280 met geveinsdheid gezegd, dat de aangehouden Borgers zich niet bang behoefden te maken. Er is nog meer: In vs. 286-287 groet de Tweede Borger Paulus onbevangen, en hij vraagt op zijn beurt: ‘Heere, wats u belieuen? U begeirte laet ons van u versinnen.’ - Geen van beide Borgers beseft, welk gevaar van Paulus is te duchten. Dat beseffen zij zelfs nog niet, als Paulus vraagt: ‘Wat volck sydij?’ - De Eerste Borger antwoordt n.l.: ‘Borgers van Ierusalem binnen. Wij bidden u, wilt ons seggen u meenen.’Ga naar voetnoot1) - Zij kennen dus Paulus hoogstens als een groot ‘doctoor inde wet’, maar niet als ‘de grote vervolger’. III. Als wij de cirkel rondom de hier besproken verzen wat ruimer trekken, vinden wij nog meer argumenten voor mijn opvatting van deze passage. Voordat Paulus zijn dienaren opdracht geeft tot aanhouding van christenen over te gaan, beluisteren wij zijn monoloog, ‘waarin hij zich voorneemt de christenen streng te vervolgen’Ga naar voetnoot2). Men leze de vss. 231-255 om te zien, dat Paulus nu pas een belangrijke rol in de vervolging zal gaan spelen. IV. Op het tafereel van de arrestatie en ondervraging der beide christenen volgt dat, waarin Paulus volmacht gaat vragen voor zijn vervolging der christenen tot in Damaskus toe. Laatstgenoemd tafereel begint met een dialoog tussen Phariseus en Biscop. De Biscop spreekt uit, dat het hoog tijd wordt een intensieve actie tegen de christenen te gaan ontketenen: Als er niets op gevonden wordt, is de zaak voor hen verlorenGa naar voetnoot3). Dat Paulus op eigen gezag een grote aanval heeft geopend weten zelfs zij nog niet, laat staan de Borgers die daaraan zojuist als eersten ten offer zijn gevallen. De dialoog van Phariseus en Biscop wordt daarna onderbroken door Paulus, die volmacht komt vragen - en deze grif verkrijgt. V. Het laatste argument vind ik in het tweede Sinnekenstoneel, nadat Paulus zijn vervolging is begonnen en volmacht heeft ontvangen. Verheugd vragen de Sinnekens elkaar, of zij hun snode plannen m.b.t. tot de vervolging | |
[pagina 173]
| |
van Jezus' volgelingen niet goed op touw hebben gezet en aangewakkerd. De conclusie ligt voor de hand: Een grote, georganiseerde vervolging wàs er dus voor dezen nog niet. De arrestatie en de steniging van Stefanus vormden het voorspel ervan, en de arrestatie der twee Borgers betekende het begin; dat begin wordt ons in De Bekeeringe Pauli getoond. Met bovenstaande opmerkingen hoop ik te hebben aangetoond, dat de aantekening van Dr. Steenbergen bij vs. 285 onjuist is, maar tevens - en dat is van groter belang - dat De Bekeeringe Pauli logischer gecomponeerd is dan men op het eerste gezicht zou denken.
Gorinchem. J. Verhage. |
|