De Nieuwe Taalgids. Jaargang 53
(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
VerbairnIn de Bijdragen en Mededeelingen van ‘Gelre’Ga naar voetnoot1) publiceerde Maeckl jaren geleden het stadsrecht van Erkelens, en wel in de versie die Mathias Baux, secretaris der stad, er in de 16de eeuw en in het begin der 17de aan gafGa naar voetnoot2). De inhoud van dit stedelijk recht gaat nochtans op veel oudere bronnen terug. Deze rechtsoptekening bevatte een aantal min of meer duistere woorden, die de Utrechtse hoogleraar Gallée voor de leden van ‘Gelre’ trachtte te verklarenGa naar voetnoot3). Hiertoe behoorde o.m. het woord verbairn. Volgens Gallée zou ‘verbairn’ het omgekeerde betekenen van ‘omberen’Ga naar voetnoot4); ‘verbairn’ zou zijn: de klacht voorbrengen. Maeckl zelf annoteerde al bij het woord ‘verbairn’: vorbringenGa naar voetnoot5). Nu beantwoordt Gallée's verklaring van het woord zeker niet aan de betekenis die men er eertijds in het rechtsleven, in de taal der juristen aan hechtte. We hebben hier met een rechtsterm te doen die thuis hoort binnen de periferie van het te hoofde gaan. Dit blijkt heel duidelijk uit de samenhang waarin het woord in het stadsrecht voorkomt. De passage moge hier in haar geheel volgenGa naar voetnoot6): Als ein saecke an dat houfft gewisen is, so sall der vaigt den parthien ontbieden, als hy oirlouff krigen mach, dat sy komen und verbairn klage und antwordt und dat mit voirsprechern und anders niet, op der parthien kosten; die sullen die voirsprecher werven; und na der verbarung sullen die scheppen ir verstandt kleren, wie sy dat an dat houfft bringen willen, und dair en moeten die parthien vorder niet in trecken noch sagen, dan sy moegen die houfftfart affstellen; und en doen sy des niet, so sall der vaigt van jeder parthien tween burgen nemen to volfarnGa naar voetnoot7) und die kosten to betalen, und die schepen trecken op des hern geleid, sorge und kosten mit ihm to houfft. Und geschege dan einige nederlaege des gerichts, moest der here oprichten und dat mach der here an den parthien und burgen doen besorgen und furdern. Und als die houfftfart gescheet und volbracht und dat oirdel gegeven is, so sall dat volgens sonder vertoch geopent und auch allewegs in tegenwerdicheit beider parthien uutgesprochen werden, und der vaigt sall die parthien doen citeren und bescheiden, dat oirdell to hoeren. Elders hebben we er op gewezen, dat het te hoofde gaan een kostbare aangelegenheid kon zijnGa naar voetnoot8). Het was geenszins ongebruikelijk, dat de volledige schepenbank te hoofde ging. Reis- en verblijfkosten kwamen in de regel voor rekening van de partij die in het ongelijk gesteld werd. Het is dan ook alleszins begrijpelijk, dat Mathias Baux onmiddellijk na de zoëven aangehaalde passage gewag maakt van een vereenvoudigde procedure bij het te hoofde gaan, een gunst die hertog Adolf van Gelre in 1465 de stad Erkelens en haar burgers verleende. Het zal voortaan voldoende zijn indien de ambtman en voogd te Erkelens ‘mit tween oder drien schepen klage und antwort, konde und waer- | |
[pagina 139]
| |
heit mit allem bescheide beschreven und tobesegelt mit der schepen segel an dat houfft to RuremundeGa naar voetnoot1) overvoeren’. Later mocht men met een even bescheiden escorte het te hoofde gewezen vonnis in Roermond ophalen. Een en ander zou dezelfde kracht bezitten ‘glich off der amptman oder vaigt mit den alingen schepen dairomme gewest wern’Ga naar voetnoot2). Keren we nu terug tot de betekenis van het woord ‘verbairn’. Met het aanhangig maken van een klacht - Gallée spreekt van voorbrengen van de klacht! - heeft ‘verbairn’, juridisch tenminste, niets te maken. Wel bestaat er een zekere feitelijke samenhang met het te hoofde gaan, ook al duidt men het om lering gaan zelf niet met ‘verbairn’ aan. Tot goed begrip van de zaak moeten we enige aandacht schenken aan het te hoofde gaan. Wist een lager gerecht niet, hoe het in een aanhangige procedure moest beslissen, dan wendde het zich aan zijn hoofd om lering. Het hoofdgerecht diende bijgevolg te weten waar het in het proces, aanhangig bij het lagere gerecht, precies om ging. Deze wetenschap kreeg het uit de stukken, de ‘bescheiden’, die de te hoofde gaande instantie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gereed had te maken alvorens zich ter lering te begeven. Ze stelde voor dit doel de eis van de klager (klage) op schrift, maar ook het verweer van de gedaagde (antwordt), verder al hetgeen nodig mocht zijn ter volledige voorlichting van het hoofdgerecht. Het is zonder meer duidelijk, dat dit op schrift stellen van bijzonder gewicht was. Voor partijen hing niet weinig af van de nauwgezetheid waarmede een en ander geschiedde. Dit verklaart bij het gereedmaken der stukken de aanwezigheid van partijen, van haar ‘voirsprecher’, van voogd en gerecht, de bezegeling der dokumenten, het officiële overbrengen onder geleide van de stukken naar het hoofdgerecht, enz. Had het op schrift stellen van de benodigde gegevens plaats gehad, dàn volgde het ‘verbairn’, d.w.z. het kollationeren der stukken. Men wilde geen enkel risico lopen, noch van slordigheid noch van vervalsing. Dat nu ‘verbairn’ inderdaad kollationeren betekent, weten we van Johan Kehrn genant Fronhoven, gerechtsschrijver in Montfort. In zijn ontwerp-landrecht voor Montfort (1605) neemt hij onder het opschrift ‘van dem verbarde dage’ een artikel op, waarin hij nauwkeurig het gereedmaken der stukken voor het te hoofde gaan beschrijftGa naar voetnoot3). Met zoveel woorden zegt hij, dat men - zodra de akten klaar, d.w.z. in schrift gebracht zijn - ‘die copie gegen die gerichtsacten verbarden, dat is collationeren off gegen einanderen verliesen’ (verlezen) zalGa naar voetnoot4). Staat aldus de betekenis die men in het dagelijkse rechtsleven aan het woord ‘verbairn’ hechtte, dank zij de mededeling van Johan Kehrn, voldoende vast, de vraag naar de puur taalkundige betekenis en herkomst van het woord is hiermede niet beantwoord. Misschien wijst het Mnl. Wdb. de weg naar een antwoord op deze vraag. Het kent woorden als verbaerster (= zij, die openbaart, iets aan de dag brengt) en verbaren (= tonen, openbaren). Men vindt er ook het woord verbaringe in de betekenis van openbaring, verlichting. Het Wdb. voegt hier als aanmerking letterlijk aan toe: ‘In limburgsche oorkonden komt een znw. verbaringe voor, naar het schijnt, in de bet. gerechtelijk onderzoek. Dit kan | |
[pagina 140]
| |
moeilijk hetzelfde woord zijn als het bovengenoemde, van verbaren, “vertoonen, openbaren” afgeleide’Ga naar voetnoot1). Wat de betekenis en afleiding van ‘verbaringe’ betreft drukt het Wdb. zich nogal voorzichtig uit. Na hetgeen we zagen is het op zijn minst genomen gevaarlijk, om niet te zeggen misleidend aan ‘verbaringe’ de betekenis van gerechtelijk onderzoek te verbinden. Onder dit laatste immers pleegt de jurist - ‘verbairn’ en ‘verbaringe’ behoren nu eenmaal tot diens vaktaal - iets anders te verstaan dan het kollationeren van dokumenten. Aan gerechtelijk onderzoek denkt hij zodra een gerecht of een gerechtelijke funktionaris bepaalde feiten, die bijv. voor het instellen van een strafvervolging van belang zijn of in een aanhangige procedure van beslissende betekenis kunnen worden, tracht vast te stellen. Gewoonlijk gaat het om feiten waarvan men iemand verdenkt. Wie zich niet van de rechtstaal, doch van de algemene spreektaal bedient zal zeggen: het kollationeren van schriftelijke stukken gaat in zekere zin toch ook met een onderzoek naar de juistheid van het op schrift gestelde gepaard! Niemand zal dit tegenspreken. Maar mag in strikte zin het kollationeren ‘gerechtelijk’ heten? Zeker, het heeft ten overstaan van het gerecht plaats, maar vast staat evenzeer dat niet alle medewerkers aan het onderzoek leden van het gerecht zijn. Ook partijen en haar voorsprekers komen er aan te pas. Nu zal de gebruiker van de algemene spreektaal, op grond alleen al van het feit dat de ‘verbaringe’ voor het gerecht geschiedt, toch willen verdedigen dat het hier een gerechtelijk onderzoek betreft. Verschil van mening blijft hier mogelijk. Het wordt een spel met woorden. Anderzijds is het niet twijfelachtig dat het zeer ongebruikelijk is en voor juristen verwarrend het kollationeren van stukken als een gerechtelijk onderzoek te betitelen. Maar hoe zit het nu met de afleiding van ‘verbaringe’? Het Wdb. acht deze afleiding ‘moeilijk’. We voegen er aan toe: deze afleiding zal moeilijk blijven zolang men vasthoudt aan verbaringe = gerechtelijk onderzoek. Ziet men daarentegen in verbaringe een equivalent voor kollationering, dan ligt de zaak heel wat eenvoudiger. Is het immers feitelijk niet zo, dat men bij en door het kollationeren officiëel vaststelt, dus openbaart en zien laat wat partijen ten overstaan van het lagere gerecht precies verdeeld hield en voor welk juridisch probleem dit gerecht zich geplaatst zag? We hebben inderdaad de neiging aan ‘verbaringe’, samenhangend met ‘verbaren’Ga naar voetnoot2), ook taalkundig de zin te hechten die Kehrn er aan gaf. Verbaringe maakt dan deel uit van de voorbereiding van het te hoofde gaan als geheelGa naar voetnoot3). B.H.D. Hermesdorf. |
|