Gedevalueerde interjecties.
Niet licht zal iemand die het Nederlands alleen van het bedrukte papier kent, een juiste voorstelling krijgen van de belangrijke functie en de hoge frequentie van de interjectie o in het gewone gesprek, als volkomen ongeëmotioneerde, zakelijke reactie op een even ongeëmotioneerde mededeling in de trant van Het is op het ogenblik droog of De bakker had vandaag geen roggebrood of De klok is twee minuten voor. Het o als antwoord daarop heeft geen andere waarde dan ‘ik heb van die mededeling kennis genomen’, en het zou, als het in druk werd weergegeven, beslist geen uitroepteken achter zich moeten hebben. Maar men ziet het zelden of nooit gedrukt. Zelfs in toneelteksten, die toch uitsluitend bestaan in doorlopende gesprekken, is het uiterst zeldzaam. Ook het WNT., dat verscheiden voorbeelden geeft van o als ‘uitroep ter uiting van verschillende schakeeringen van hartstocht of gevoel’, komt aan het neutrale o van kennisneming niet toe.
Het lijdt intussen geen twijfel dat we dat neutrale o moeten beschouwen als een verbleking, een ‘ontwaarding’ van een o!, dat werkelijk als een ‘uitroep’ kan gelden en als zodanig wel een uitroepteken verdient. Een stadium van overgang mogen we zien in de intonatieverschillen, die in dat kennisnemende o nog tot uiting kunnen brengen dat het kennisnemen met enige verrassing of wel met biezondere belangstelling gebeurt.
Sterk gedevalueerd is ook och, dat in de 17e eeuw nog kon gebezigd worden, zoals het WNT. terecht vaststelt, X, 26: ‘ter uiting van bitter leed, hevige wanhoop en andere wijzigingen [sic] van smart of sterke gemoedsaandoening’. Zo is het och van Joseph, als hij in de put gegooid is, Joseph in Dothan 776, Och Ruben, help my uit, en 778, Och help my uit, een kreet van wanhopige angst, en een moderne lezer zou wel heel ver mis zijn, als hij het de waarde gaf van een 20e-eeuws Och Ruben, help me even.
C.B.v.H.