De Nieuwe Taalgids. Jaargang 52
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdEen bijdrage tot het hedendaagse toneelspelersjargonDe hieronder volgende woorden en uitdrukkingen werden mij verstrekt door de heren Cor van der Lugt Melsert (geb. 1882) en Cees Laseur (geb. 1899), die beiden de verzameling controleerden en van eventuele aantekeningen voorzagen. Alleen die woorden en uitdrukkingen werden hier opgenomen, die men tevergeefs in het W.N.T. of in enig ander woordenboek zoekt of die daarin onvolledig vermeld staan. Laten afweten. Aan het toneel bezigt men deze uitdrukking om aan te duiden dat een acteur of actrice zijn of haar rol niet kent, of er in geen enkel opzicht tegen opgewassen is, maar ook als zij of hij voor de kenner verraadt tijdens een bepaalde voorstelling te volstaan met de tekst op te zeggen, dus voor creëren of spelen niet gedisponeerd is. De uitdrukking is dus een synoniem van afzeggen: hij heeft voor vanavond afgezegd; de acteur staat er wel, maar de persoon, die hij moet voorstellen, heeft afgezegd. Cacheren (je spel op de repetities caché houden), wat de laatste vijftig jaar door het overwicht van de regisseur niet meer gebeurt. Deze uitdrukking is bij de jonge toneelspelers nog maar nauwelijks bekend. Entree of entreetje wordt in Den Haag voor vrijkaart gebruikt, ook wel koefnoen. In Amsterdam algemeen koefnoen. Vroeger werd in Rotterdam een vrijkaart een pannetje genoemd, welk woord de heer Van der Lugt Melsert in deze betekenis echter geheel onbekend is. Als de zaal niet vol is voor een bepaalde voorstelling, wordt hij gestopt, dus wordt er met entrees of koefnoen | |
[pagina 336]
| |
gewerkt. Men zegt dan: ‘Er zit veel koefnoen in’, of ‘er zitten veel entrees in’ of meestal kortweg ‘er is gestopt’. De fond en het acte. De heer Van der Lugt deelt mee: ‘Ik zal bij een toneelkritiek wel schrijven de fond, maar nooit het acte, hoewel ik het wel zeg, b.v.: ‘Komt zij in het eerste acte op? Is dat in het tweede acte gebeurd?’ Maar ik zei op repetities toch weer: ‘Morgen doen we de derde acte over’, als ik niet van bedrijf sprak tenminste’. Er zit geen hond in de zaal. Deze uitdrukking wordt altijd gebruikt i.p.v. er is geen kip. De toneelspeler houdt deze uitdrukking vaak tot gewoonte en zal in gevallen, waar een ander het woord kip gebruikt, zeggen: ‘Er is geen hond in de winkel, op straat, enz.’. Synoniem hiermee is: er plast geen hond tegen aan, een waarschijnlijk na-oorlogse uitdrukking, die de heer Van der Lugt onbekend is. OverGa naar voetnoot1) of (soms ook) op je tong kakken = zich verspreken; wil men zich netter uitdrukken dan: er valt nog al eens een woordje naast, er valt nog wel eens een woordje onder de tafel. Een opnemer wordt in de betekenis gebruikt van een acteur, die goed opneemt. Men zegt: ‘Jansen is een goede opnemer’ en Jansen, die zo goed opneemt zal zeggen: ‘Ik moet gaan leren, want ik heb vanavond een opnemer’. Wordt een acteur ziek dan moet een andere acteur die avond zijn rol opnemen. Pispaal = een rol, waaraan een acteur geen eer kan behalen. Schmieren = er met de pet naar gooien (dit schmieren kan b.v. in een toneelkritiek ook van een (zeer) bekwaam acteur gezegd worden!), ongepaste grapjes maken. Wegspelen of zijn medespelers van de sokken spelen, wordt in afkeurende zin gebruikt, dus niet als het Engelse ‘to steal the show’, waar de persoon in kwestie dit onbewust kan doen. Bij wegspelen zit er de bewuste wil achter de aandacht op zich alleen te vestigen en het ensemble te verbreken. Het of de tekst zweeft; de acteur die op de zoveelste repetitie denkt wat van zijn rol te kennen en zonder rol wil repeteren, zegt: ‘Het zweeft’. Alkmaar. C. Kostelijk. |
|