De Nieuwe Taalgids. Jaargang 52
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
Syntaxis te SappemeerDe boekhouder, een zeer ijverig man, heeft de directeur vandaag salarisverhoging gegeven. Deze zin werd in 1958 aan een aantal jonge kinderen op het toelatingsexamen voor het Dr Aletta Jacobs Lyceum te Sappemeer ter redekundige ontleding voorgezetGa naar voetnoot1). Het is duidelijk welke subtiele hinderlaag met deze zin de kinderen werd gelegd: zij betreft de bepaling van wat men in de wandeling het onderwerp pleegt te noemen. Knap zullen ongetwijfeld die kinderen zijn geoordeeld die niet de boekhouder maar de directeur aangewezen hebben als gever van de verhoging, terwijl de argelozen die dit omdraaiden het rode potlood in beweging gebracht zullen hebben. Wat zijn nu de overwegingen die tot het ‘goede’ antwoord moeten leiden? Er zijn er slechts twee te bedenken nl. de omstandigheid dat vaker directeuren boekhouders verhogingen geven dan boekhouders directeuren, en dat men verwachten mag, dat boekhouders die zeer ijverig blijken te zijn eerder een dergelijk financiëel genoegen zullen smaken, dan directeuren, wier ijver in het midden wordt gelaten. Moeten zij die de boekhouder als het onderwerp hebben aangewezen, voor de kracht van deze overwegingen bukken? Zullen zij niet bijv. tegenwerpen dat het volstrekt normaal is dat bijv. boekhouders van hoofdkantoren verhogingen geven aan directeuren van filialen, en dat de bewuste zin heel goed daarop kan hebben gedoeld? Of zou de zin niet heel goed voortgezet kunnen worden met de woorden: ondanks het feit dat de vergadering van commissarissen nog niet officiëel de directeur van de verhoging in kennis gesteld had? Dit zou voortreffelijk passen bij het beeld van een in zijn ijver wat voorbarig handelende boekhouder. Maar zijn deze overwegingen pro en contra de directeur als onderwerp eigenlijk wel zinvol? Hoezeer persoonlijk onze sympathie ook moge uitgaan naar de wat fantasierijkere kinderen die zich wellicht een situatie hebben geschapen waarin boekhouders directeuren gelukkig maken, moeten we vaststellen, dat alle overwegingen wat hun waarde als argument in de syntactische discussie betreft volkomen irrelevant zijn. Dat zij te berde kunnen worden gebracht berust echter op het centrale syntactische feit dat gegeven de syntactische regels van het Nederlands noch een interpretatie waarbij de directeur, noch een interpretatie waarbij de boekhouder geeft, uitgesloten is. Anders gezegd: de reeks woorden die in de Sappemeerse opgave staat afgedrukt, is syntactisch dubbelzinnig. Met semantische middelen is deze dubbelzinnigheid nooit geheel op te heffen. Ook een zin als Jan slaat de hond is buiten contekst en situatie even dubbelzinnig als bijv. De muur verfde Jan groen. In de zin in kwestie kan dus de boekhouder met heeft gegeven een groep vormen maar ook de directeur kan dat en er is geen enkele mogelijkheid om op grond van taalkundige overwegingen een keuze te doen. En daarmede is de opgave tot ontleding van deze zin veroordeeld. Zolang de zin niet in een bepaalde spreeksituatie wordt teruggeplaatst, is het enige juiste antwoord op de vraag, wie de salarisverhoging heeft gegeven: dit is niet met zekerheid vast te stellen, het kan òf de directeur of de boekhouder zijn. Wie tussen beide kiest, gaat aan een fundamentele regel van de Nederlandse | |
[pagina 223]
| |
syntaxis voorbij, laat volstrekt asyntactische overwegingen gelden bij de beantwoording van een syntactisch probleem en maakt dus een fout. En wie dus opzettelijk laat kiezen - en dat laat men de kinderen -, die nodigt uit, ja dwingt tot het maken van een fout. En het spreekwoord is van toepassing: wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. De syntactische kuil ontstaat door het feit dat in het Nederlands de leden van de woordgroep onderwerpgezegde van bepaalde typenGa naar voetnoot1) diverse mogelijkheden van temporele volgorde kennenGa naar voetnoot2), de wie van het spreekwoord zijn de docenten die bij het samenstellen van de examenopgave ver onder de maat zijn gebleven in nuchtere observatie van simpele Nederlandse taalfeiten, terwijl de ander collectief staat voor de kinderen - heus niet alleen uit Sappemeer! - waarvan men de Nederlandse taalkennis op zulk een bedroevende wijze meende te moeten onderzoeken anno 1958. E.M. Uhlenbeck. |
|