De Nieuwe Taalgids. Jaargang 52
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
De oudste Nederlandse vertalingen van Scott's romansAanleiding tot het aan de orde stellen van dit onderwerp was de vermelding in de Geschiedenis van de letterkunde der NederlandenGa naar voetnoot1), dat de oudste vertaling van Scott ('s romans) hier te lande dateert van 1823. Een nadere aanduiding van het door hem bedoelde werk geeft professor de Vooys niet, maar men mag wel aannemen dat Van Abkoude's Alphabetische Naamlijst van boeken 1790-1832 zijn bron is geweest. Daar vindt men immers als vertaling van Scott in 1823 vermeld: Valerius, naar het Engels in twee delen, uitgave van Steenbergen van Goor te Leeuwarden. Wanneer nu in het volgende wordt opgehelderd, dat De Vooys door te vertrouwen op de genoemde bron een, overigens volkomen begrijpelijke, vergissing heeft gemaakt, dan is daarmee een weinig sensationele daad verricht. Het zal immers voor weinigen een schok betekenen, dat we de eerste vertaling van een roman van de grote Schot een jaar later moeten plaatsen. Maar toch kan ik me voorstellen, dat dit jaartal betekenis kan krijgen, als men eens het belangrijke onderzoek naar de vertalingen ter hand zou nemen als onderdeel van een opzet, het Nederlandse literaire leven in die tijd te zien in het kader van het Europese. De promptheid of traagheid waarmee vertalingen komen, kan daarbij zeker mede dienst doen als graadmeter voor de intensiteit waarmede men hier de grote stromingen beleefde. De titel Valerius bij Van Abkoude dan, wekte direkt mijn wantrouwen op, omdat er geen werk van die naam in het oeuvre van Scott voorkomt, terwijl de vertalers van zijn romans zich vrijwel steeds òf aan de oorspronkelijke titel òf aan een letterlijke vertaling daarvan hielden. De Valerius-vertaling zelfGa naar voetnoot2) verschafte al dadelijk enige opheldering. Weliswaar staat op het titelblad: Valerius, eene Romeinsche Geschiedenis uit de Tijden van de vervolgingen der Christenen onder de Regering van Keizer Trajanus; naar het Engelsch van Walter Scott, maar uit het voorbericht van de uitgever blijkt, dat deze roman alleen maar aan Scott toegeschreven werd. Na loftuitingen op het werk wordt namelijk medegedeeld, dat het oorspronkelijk anoniem is verschenen. Het wordt echter ‘door de Engelsche journalisten algemeen aan den zoo beroemden Walter Scott toegekend’ en ‘thans met genoegzame zekerheid als zijn werk erkend’. In een noot tekent de uitgever nog aan, dat ‘men weet, dat Walter Scott meest al zijne werken naamloos in het licht zendt. Het is doorgaans by the Autor (sic) of Waverley.’ The English Catalogue of Books 1801-1836Ga naar voetnoot3) leert ons, dat de in 1821 anoniem verschenen Valerius, a Roman History geschreven is door J.G. Lockhart. Deze auteur was de schoonzoon èn zeer voortreffelijke biograaf van Scott. Dat zijn anoniem verschenen historische roman hier of daar aan Scott werd toegeschreven kan, behalve door het genre waartoe het behoort, zijn veroorzaakt door het feit, dat drukker en uitgevers, respektievelijk Ballantyne, en Blackwood en Cadell, nauwe relaties van Scott waren, die vele van diens werken hebben verzorgdGa naar voetnoot4). | |
[pagina 214]
| |
Scott, die zelf bezig was met zijn Pirate, las het werk van zijn schoonzoon al in drukproef en had er veel waardering voorGa naar voetnoot1). Over de zomer van 1821, waarin een en ander zich afspeelt, schrijft BuchanGa naar voetnoot2): That autumn was a pleasant season (..) the Lockharts took up their country quarters at the little cottage of Chiefswood, beside the burn which flows from the Rhymer's Glen. There Scott would escape from his visitors (n.l. op zijn kasteel Abbotsford), and, while Lockhart was correcting the proofs of his Valerius, he would be busy on The Pirate in an upstairs dressing-room (....). Hoewel Lockhart zelf zijn auteurschap voor praktisch iedereen geheim hield, is de roman blijkbaar al spoedig aan hem toegeschreven. In een brief, waarin bij overigens slechts zeer terloops over zijn Valerius en deszelfs koele ontvangst spreekt, heet het immers: William (een broeder van Lockhart) says Theodore Hook mentioned my being the writer. This must be some guess of Croker's, for (unless Blackwood [de uitgever] played false) nobody could know but Sir Walter Scott and my brothersGa naar voetnoot3). Al zijn er dan omstandigheden die de verkeerde toeschrijving enigszins verklaarbaar maken, het karakter van deze roman verschilt toch wel zo zeer van dat van de Waverley-romans, dat een slechts oppervlakkige kennis van Scott's werk verwarring al haast uitgesloten moet maken. Valerius is een omstandig verteld verhaal van een jonge in Brittannië geboren Romeinse officierszoon, die voor een erfeniskwestie naar Rome trekt en zich daar na enige avonturen een schone Christin als bruid verwerft. Ook zelf gedoopt keert hij met haar naar Brittannië terug, zijn rijke erfgoederen achterlatend onder de goede zorgen van een familielid. Het verhaal is in de ik-vorm verteld, waarbij de gemoedservaringen van de titelheld een belangrijke plaats innemen. Maar nog veel belangrijker is de zeer uitgebreide couleur locale, waarin Lockhart's grondige kennis van de oudheid is verwerkt, ten detrimente van de vlotte leesbaarheid en van het succes bij het grote publiekGa naar voetnoot4). Er is noch wat betreft de verhaaltrant, noch wat betreft het klassieke onderwerp overeenkomst met Scott te bespeuren. De toeschrijving van de Valerius aan de auteur der Waverley-romans werd in ons land al direkt met twijfel begroet. De Vaderlandsche Letteroefeningen (1824 A, pag. 34-36) merken, na enkele bezwaren tegen slordigheden, op: ‘ofschoon hij (d.i. de auteur) denkelijk wel vermoedde, dat er nog veel te verhelpen viel, en hierom zijnen naam verzweeg. Want Walter Scott staat op den Engelschen titel niet, maar vloeide op den Nederduitschen, blijkens het voorberigt van de uitgever, uit gissingen van hem en anderen, waaromtrent zekere omstreeks Haarlem woonachtige Heer Lockhart misschien eenig naricht zal kunnen geven’Ga naar voetnoot5). In zijn bespreking van de vertaling van Ivanhoe zegt de recensent in hetzelfde tijdschrift (1824 A, pag. 675): ‘Na den Valerius, | |
[pagina 215]
| |
omtrent welken getwijfeld wordt, is deze de eerste bij ons vertaalde roman van den, in Engeland en elders, sedert lang algemeen gelezen en bewonderden Sir Walter Scott’. De Recensent ook der recensenten (1824, dl. I, pag. 416) bespreekt Valerius, overigens slechts summier, als een werk van Scott, maar laat toch indirekt twijfel omtrent de herkomst doorschemeren door de toevoeging: ‘immers is de publieke opinie daaromtrent nog niet gelogenstraft’. In 1824 danGa naar voetnoot1), kwam bij W. van Boekeren te Groningen de eerste vertaling van één van Scotts' romans uitGa naar voetnoot2): Ivanhoe, of de terugkomst der Kruisvaarders. Aan dit werk gaat een Voorberigt vooraf, waaronder we, bij grote uitzondering, de naam van de vertaler vinden, namelijk W.L.H. Köster Henke, terwijl in het Voorberigt als vertaler van de motto's boven de hoofdstukken ‘de Heer Engelen’ wordt genoemd. Aan het begin van zijn Voorberigt vermeldt de vertaler, dat dit de eerste in het Nederlands vertaalde roman van Scott is, en in een noot tekent hij daarbij aan: ‘Ik zeg de eerste, want de, door den Heer | |
[pagina 216]
| |
Steenbergen van Goor uitgegevene, Valerius wordt in Engeland niet voor een gewrocht van den beroemden Scott gehouden, maar van zijnen schoonzoon Mr. Lockhart’. En hiermede zou er dan een eind aan het misverstand gekomen zijn - aangezien de gemelde Engelse mening juist was - indien niet ruim een eeuw later een moderne literatuurgeschiedenis aanleiding had gegeven deze oude kwestie nog eens op te rakelen. In een ander opzicht heeft het zin nog een ogenblik bij deze oude vertalingen stil te staan, en wel bij het vertalen zelf. Wat betreft Valerius leren enkele steekproeven al, dat we hier geenszins een letterlijke vertaling hebben. Soms permitteert de vertaler zich veranderingen op eigen houtje, soms hele uitweidingen, terwijl hij bovendien eigen noten toevoegt. Ik geef een enkel voorbeeld van een uitweiding, die bovendien m.i. een verandering van de bedoeling van de auteur met zich medebrengt. LockhartGa naar voetnoot1) laat op pag. 6 Valerius vertellen, dat hij na de dood van zijn vader de enige troost is voor zijn moeder: In my society therefore, her only hope of human comfort resided; while I, on my part, loved her with that strong and undivided filial love of which (however that circumstances may be counterbalanced by other advantages) I never have seen any examples among sons educated at a distance from the unwearied eye of parential affection. Dit dunkt me een niet onduidelijke toespeling op het kostschoolsysteem door een schrijver, wiens grote liefde voor zijn kinderen bekend isGa naar voetnoot2). De vertaler zegt: Hare eenige hoop van vertroosting en genoegen op aarde rustte op mijn bijzijn; terwijl ik van mijnen kant haar met die sterke en onverdeelde kinderlijke liefde beminde, van welke ik bij geene zoons, die op eenen afstand van het onvermoeid oplettend oog der ouderlijke genegenheid opgevoed werden, eenig voorbeeld gezien heb; welke gewaande voordeden ook tegen het gemis van de liefde mogen schijnen op te wegen, en hoe hoog men ook de kundigheden waardeert, tot verkrijging van welke zoo velen hunne kinderen uit deze en andere provinciën naar Rome of Griekenland zenden. Het merkwaardige is nu, dat in de reeds genoemde recensie in de Vaderlandsche Letteroefeningen de eigenmachtigheid van de vertaler geenszins gelaakt, maar integendeel geprezen wordt: ‘het oorspronkelijke werk was reeds een duchtig hulpmiddel voor de beoefening der Romeinsche letterkunde, en de vertaling is zulks te meer, daar men er de onwaarschijnlijkheden en tegenstrijdigheden geheel verdwenen en menig ander gebrek verholpen vindt.’ Alleen wordt dan als bezwaar genoemd, dat dit zoveel van de aandacht van de vertaler heeft opgeëist, dat de stijl vaak wat stroef is, wat wel mede is veroorzaakt door de zorg om de ‘naifheid’ van het origineel door vaak letterlijke vertaling te bewaren. De Recensent noemt de vertaling ‘gelijk wij gewoon zijn onder het opzigt van dezen Uitgever, doorgaans zeer goed.’ Toen dan in 1824 een ware stortvloed van vertalingen loskwam, ingeluid door Ivanhoe: WaverleyGa naar voetnoot3), De zwarte DwergGa naar voetnoot4), Quentin DurwardGa naar voetnoot5), De | |
[pagina 217]
| |
oude PelgrimGa naar voetnoot1), (=Old Mortality) vatten zowel de Vaderlandsche Letteroefeningen als de Recensent opmerkingen over deze werken samen in verzamelrecensies, waaruit steeds grote bewondering voor Scott spreekt. In de Recensent (1825 dl. I, pag. 543 vlg) wordt ten aanzien van de Waverley-vertaling gezegd, dat deze wel goed is, maar nogal wat anglicismen bevat, terwijl van de inderdaad zeer matige vertaling van De oude Pelgrim wordt opgemerkt - en terecht - dat er veel germanismen in voorkomen, hoewel op het titelblad staat, dat het werk uit het Engels is vertaald. Enkele steekproeven gaven me de indruk, dat de vertalingen van Quentin Durward (met hier en daar kleine, iets bekortende wijzigingen), Ivanhoe en Waverley - zij het met weglating van sommige Schotse liedjes - heel behoorlijk zijn, terwijl de andere twee vertalingen duidelijk veel minder zijn. Over het algemeen laten de vertalers de inleidingen van Scott zelf weg, terwijl die bij Quentin Durward wel is overgenomen, maar met weglating van citaten uit de Engelse literatuur. De vertaler van Waverley geeft in een eigen Noodig Voorberigt bijzonderheden over Scott's werk en voorts een historisch overzicht voor een beter begrip van de gebeurtenissen in de roman. De motto's boven de hoofdstukken worden weggelaten, vertaald, of in het Engels overgenomen en in noten vertaald. W. Drop. |
|