Cetera non desunt
Onder de titel Cetera non desunt deelde dr. C.F.P. Stutterheim in NTg XLII, 304 een en ander mee over een door hem ontdekt boekje, dat de voor zichzelf sprekende titel droeg van ‘VERMETEL VERVOLG EN SLOT van Gerrit Witse. EEN VRIENDELIJKE, GEMOEDELIJKE PROVOCATIE aan HILDEBRAND van Gelrus.’
Even onbekend als dit boekje, is vermoedelijk voor de meeste lezers het feit dat een ‘vervolg en slot van Gerrit Witse’ zich niet alleen ‘in het brein van Gelrus ontwikkeld heeft’, maar evenzeer in dat van Beets zelf, zij het ook slechts bij wijze van ‘Spielerei’.
In een exemplaar van de ‘negentiende met zorg herziene druk’ van de Camera Obscura, trof ik onlangs een knipsel aan, kennelijk afkomstig uit een enkele decenniën oud radio-programmablad. Het bevatte een artikeltje, getiteld ‘Gerrit Witse kreeg Klaartje Donze.’, van de hand van een luisteraarster, die hiermee blijkbaar reageerde op een uitzending in hoorspelvorm van Beets' novelle.
Het merkwaardige van haar bijdrage was, dat deze een copie bevatte van een brief van Beets, zoals de schrijfster die gevonden had in De Avondpost van omstreeks 1904. De brief behelsde het antwoord van Beets aan een clubje meisjes, leerlingen van de vierde klas van de meisjesschool te Kampen, die zich tegenover de auteur nieuwsgierig hadden betoond naar de afloop van ‘Gerrit Witse’.
Beets schreef het volgende:
Aan de leerlingen der 4de klasse van de meisjesschool te Kampen.
Lieve Meisjes!
Gaarne beantwoord ik een bescheiden schrijven. Zou een brief van twaalf jeugdige ‘vereerdsters’ mijn hart niet verdagen? En kan eene belangstelling in het lieve Klaartje Donze mij anders dan hoogst aangenaam zijn?
Ik houd ook zooveel van haar! Hoe het met haar afliep wenscht gij te weten? Wel! zooals het zich aan het slot van het verhaal wel liet aanzien, en gij allen voor haar hoopt, Dr. G. Witse kreeg haar tot vrouw, en ze heeft zoo'n goeden man aan hem gehad en hij heeft haar zóó gelukkig gemaakt, als ik van harte wensch, dat mettertijd U aller lot zal wezen, met de lieve mannen, die ik vertrouw, dat gij allen waardig zijt.
Witse is naderhand professor geworden en daar had Klaartje dit voordeel bij, dat hij een rustiger leven had en meer bij haar thuis kon blijven, schoon hij nog al eens buiten de stad in consult geroepen werd.
Zij leven nog en zijn zoo oud als ik, maar het is, alsof zij altijd jong blijven, zoodat velen wel willen zeggen, dat zij mij lang overleven zullen.
Met de beste wenschen voor U aller leven en geluk ben ik
Uw hartelijk genegen
HILDEBRAND
Utrecht, 12 Maart 1883.
‘Om het origineel van deze brief werd door de meisjes geloot,’ - zo deelt mijn knipsel nog mee - ‘en alle anderen maakten er afschriften van, die natuurlijk herhaaldelijk weder werden vermenigvuldigd.’
L.M. Japin.