De Nieuwe Taalgids. Jaargang 52
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdPurpen en seksen.Zelfs bij goede kenners van het dialect is het in Noord-Ho11and en waarschijnlijk ook in de omliggende provincies door eendenfokkers gebruikte werkwoord purpen, pruppen onbekend. Het staat niet opgetekend in het Mnl. Woordenboek, het W.N.T., noch, voorzover mij bekend, in enig dialectwoordenboek. Het purpen wordt toegepast bij eendagskuikens van eenden; het is een handgreep, waarbij de cloaca goed zichtbaar komt en door een druk daarop wordt het geslachtsorgaan, dat nog niet de grootte van een speldeknop heeft, zichtbaar. Dit purpen, pruppen hangt waarschijnlijk samen met proppen, in de betekenis van duwen, waarbij de cloacarand bij de diertjes wordt omgestulpt. Economisch brengt de boven omschreven handeling grote voordelen mee: de op deze wijze gepurpte woerdjes worden afgemaakt en kunnen als voedsel dienen voor de eendjes; men hoeft nu niet alle dieren drie weken te voeren, want pas dan is het verschil tussen eendjes en woerdjes aan het verschillend kwaken hoorbaar; het bekende krulveertje in de staart van de woerd is niet doorslaggevend: het ontbreekt bij de rui en bij sommige eendensoorten is het niet eens aanwezig. Het purpen van eendjes door een goed vakman kan voor 100% zekerheid geven en het is gemakkelijk te leren. Taalkundig belangrijk is de vraag hoe lang men deze handeling reeds toepast om misschien op deze wijze de ouderdom van purpen, pruppen te bepalen. ‘Anscheinend holten die Holländer die MethodeGa naar voetnoot1) für ihre Entenlege- | |
[pagina 108]
| |
farmen aus Java oder China, wo sie schon lange üblich gewesen sein soll’Ga naar voetnoot1). Ook de Nederlandse vakliteratuur laat deze mogelijkheid open: ‘Tamme eenden werden uit Azië en Zuid-Europa hierheen gebracht op verschillende tijdstippen, waarschijnlijk in de tijden der Romeinen en in den bloeitijd der eerste koopvaardij op Ver-Oostersche landen. Jammer genoeg staat vrijwel niets te boek en weet men alleen omtrent de importaties, welke uit de 2e helft der vorige eeuw dateeren’Ga naar voetnoot2). Er mogen dan nagenoeg geen schriftelijke bronnen zijn, in het museum van Enkhuizen bevindt zich een oud schilderstukje, waaruit blijkt dat het fokken van eendekuikens in de Noordhollandse binnenwateren al in de 16de eeuw bekend was. Er komt het jaartal 1593 op voor en het is een ledenlijst van een eendenfokkersvereniging. Ieder lid heeft een genummerd vakje, waarin geschilderd zijn: de kop en de poten van een eend, met bek- en pootmerken, die voor ieder lid verschillend zijn. In kringen van landbouwkundige ingenieurs gaat dit schilderstukje door als bewijs, dat men in de 16de eeuw in Noord-Holland reeds ‘purpte’, waarbij men een parallel trekt met het op het hoger peil brengen van het fokken van de Noordhollandse spreeuwkoppen in 1920, in welke tijd deze dieren na het purpen (het staat vast dat het in 1920 gedaan werd) ook steeds van een pootmerk werden voorzien. Als wij, mede op grond van het boven vermelde Duitse citaat, aannemen dat dit zo is,Ga naar voetnoot3) dan blijft het m.i. toch waarschijnlijk dat men daar nog geen woord purpen voor gebruikte, hetgeen uit het volgende mag blijken. Zekerheid dat men eendagskuikens van eenden naar het geslacht wist te onderscheiden hebben wij voor de eerste jaren van deze eeuw: toen werden nl. op het Amstelveld te Amsterdam des maandags in het voorjaar massa's jonge eendjes (lees: woerdjes) aangebodenGa naar voetnoot4). De eerste Nederlandse studie - in geen enkel Europees land was hier trouwens ooit iets over gepubliceerd - over dit onderwerp verscheen eerst in 1918: C.S.Th. van Gink, Hoe men in Noord-Holland de pasgeboren eendkuikens naar het geslacht weet te scheidenGa naar voetnoot5), waar wij lezen: ‘In het begin van dezen zomer voerde ons het lot naar tal van Noord-Hollandsche eendenfokkers. Reeds onmiddellijk bij den eersten kwam het gesprek op het kuikenscheiden. Het juiste van de zaak vernamen wij niet onmiddellijk. Deze eendenhouder beweerde dat het scheiden geschiedde aan de hand van een gering kleurverschil tusschen de pasgeboren woerdjes en eendjesGa naar voetnoot6). Enige dagen later vonden wij een modern eendenfokker gaarne bereid ons precies te verklaren, hoe dit scheiden gebeurde’. | |
[pagina 109]
| |
Er volgt nu een uitvoerige beschrijving van wat beknopt als definitie van purpen aan het begin van deze bijdrage weergegeven is. Misschien mag uit het feit dat de eerste eendenhouder de auteur maar wat op de mouw speldde, worden afgeleid dat deze methode als een beroepsgeheimGa naar voetnoot1) van vader op zoon werd doorgegeven. Opmerkelijk is dat in het artikel het woord purpen geen enkele maal voorkomt! In 1921 wordt het preadvies van Van Gink ‘Poultry-keeping and the poultry-industry at Landsmeer’ op het Eerste Internationale Congres voor Pluimveeteelt in Den Haag-Scheveningen uitgebracht en aan de hand van een reeds in het bewuste V.P.N.-nummer gereproduceerde tekening een korte beschrijving gegeven van het scheiden van eendagskuikens, ‘een methode die aan de fokkers in Waterland reeds lang bekend was, maar waarvoor tot voor acht jaren (in 1921 K.) geen duidelijke omschrijving werd verkregen’. Eerst na dit congres is dus het scheiden van kuikens bij eenden internationaal bekend geworden en pas in 1937 treffen wij onder pruppen met een geheel juiste omschrijving een benaming voor deze handeling aan in het in dat jaar verschenen woordenboek van Dr. L.M. Metz, WoordverklaringGa naar voetnoot2) Bij Ir. J. Hoogendoorn l.i., Ganzen en Ganzenteelt, 1946, leest men op pag. 70 en 71: ‘Ofschoon men ganzenkuikens evenals eendenkuikens direct na het uitkomen kan purpen of proppen, daar de mannelijke ganzenkuikens ook een uitwendig zichtbaar paringsorgaan hebben, worden ganzenkuikens slechts zelden gepurpt, niet alleen omdat het purpen van ganzenkuikens niet zoo eenvoudig is en het paringsorgaan - een klein, bleek rood kegeltje - niet.zoo duidelijk is te zien als bij eendenkuikens het geval is, maar ganzenkuikens zijn veel gevoeliger en hebben, vooral als het niet goed wordt gedaan, veel van het purpen te lijden’. Ornithologisch is er geen bezwaar tegen van purpen of proppen bij ganzen te spreken, zoals wijlen Ir. Hoogendoorn hier doet. Naar men mij echter uit vakkringen meedeelde, is bij de ganzenfokkers wel de handeling, maar zijn niet (of niet meer?Ga naar voetnoot3)) de woorden purpen of proppen hiervoor in gebruik. Dr. A.G.J. Hermans kent in zijn Jagers Woordenboek, 1947, uitsluitend pruppen: ‘onderzoek naar het geslacht van pasgeboren kuikens, ter onderscheiding van de hanen en de hennen’. Wij zien hier dus pruppen abusievelijk in de plaats treden van het seksen van kuikens van kippen. De auteur deelde mij mee dat hij dit pruppen opgetekend had uit de mond van een kippen- | |
[pagina 110]
| |
fokker uit de omgeving van Rotterdam; de suggestie van het beroep van de zegsman zal van invloed geweest zijn bij de formulering. Voorzichtiger is de omschrijving van pruppen in Hermans' Jacht en Taal, 1951: ‘pasgeboren kuikens op hun geslacht onderzoeken. E. to sex’. Pas in 1957 dringt purpen door in een encyclopedisch werk met een geheel juiste omschrijving nl. in Veenman's Agrarische Winkler Prins, deel 3, pag. 296: ‘Geslachtsbepaling bij eenden-eendagskuikens op grond van het beeld der geslachtsorganen’. Bij het bij Hermans vergelijkenderwijs gebruikte seksen ligt de zaak iets anders, omdat de haan geen roede heeft en het verschil tussen de geslachten moet worden onderkend in vorm en ligging van bobbels en plooien, waarvoor het volgen van een seksschool noodzakelijk is. De Japanse seksmethode werd hier in Nederland enige jaren vóór de tweede wereldoorlog door Japanners beoefend, die hiervoor door Nederlandse boerderijen waren aangetrokken. Maar het waren de Nederlanders zelf die waarschijnlijk al eeuwen lang in Noord-Holland een methode bezaten om eendagskuikens van eenden naar het geslacht te scheiden en deze methode in de 20e eeuw aan andere landen bekend maakten. Het is opmerkelijk dat een term voor deze bewerking eerst zo laat is overgeleverd. Dat kan zijn verklaring wellicht hierin vinden dat purpen een gewestelijk woord was en ook de handeling zelf tot Noord-Holland beperkt. Of zou men misschien ook mogen aannemen dat de benaming - als de veronderstelling van een beroepsgeheim juist is - al vroeger in zeer beperkte kring voorgekomen is? Deze bijdrage wil ik besluiten met een wensdroom van een kippenfokker die men kan lezen in Van Dale, Nieuw Handwoordenboek der Nederlandse Taal, 7e druk, 1956 i.v. seksen = het geslacht bepalen van te bebroeden eieren. Er is nog geen sprake van dat dit mogelijk is. Alle mogelijke methoden - het zou te ver voeren hierover uit te weiden - zijn in de praktijk waardeloos gebleken. Of de natuur zich in de toekomst ook dit geheim zal laten ontfutselen? Er wordt overal met grote ijver naar gezocht.
Alkmaar. C. Kostelijk. |
|