Bij de geschiedenis van een emblema
(De vierde Nederlandse versie)
In de vorige jaargang van dit tijdschrift heeft de Heer Strengholt een belangwekkend artikel geschreven over Revius' gedicht Godsdiensticheyt en de achtergrond daarvan. Het verhaal van schrijvers speurtocht naar de eerste maker van dit beeld was zeer bepaald niet dat gedeelte dat mij 't minste boeide. Toch meen ik dat de afgelegde weg aanzienlijk korter kon geweest zijn. Wij zoeken vaak twee straten verder wat ook naast de deur te krijgen is. Dit bleek ook hier weer het geval.
Revius vertaalde zijn gedicht, maar zonder daarvan iets te zeggen. Een vaag gegeven, echter, gaf ons Biens: zijn voorbeeld was in ‘het Françoys’ geschreven, en door ‘een treffelijcke Personagie’. Daar kwam dan Pers nog bij, die, al vertalende, op Ripa's voetspoor onze onbekende dichter ‘treflijck’ van verstand vond, terwijl Ripa zelf ons het gedicht in het Latijn gaf. Na nog wat zoeken kwamen we tenslotte eindelijk bij de oorspronkelijke tekst in het Latijn van Beza aan.
Dit alles volgt men graag. Maar is het nodig? Behalve Revius en Biens en Pers is er tenminste nog een vierde zeventiende-eeuwer - en bovendien een niet geheel vergeten dichter-schrijver - die Beza's beeld in 't Nederlands heeft weergegeven en dan met de vermelding van zijn bron. Geeraardt Brandt verklaart nadrukkelijk dat hij aan het Latijn van Beza 't zinnebeeld ontleende dat men vindt bij zijn ‘Vertalingen’ in 't derde deel der PoezyGa naar voetnoot1). Met deze schrijver komt men dus rechtstreeks bij Beza aan.
Niet ieder heeft Brandts werken bij de hand. Daar zijn bewerking onder 't viertal Nederlandse beelden der godsdienstigheid geen slecht figuur maakt, moet die, voor wie de andere reeds eerder zagen, hier ongetwijfeld worden meegedeeld. De regels 4 en 7 en de laatste beide regels doen vermoeden dat de dichter Pers' vertaling goed gekend heeft. Dat hij met Ripa zeer vertrouwd geweest is, ligt ook voor de hand! Maar, ten besluite geef ik hem nu zelf het woord:
Zinnebeelt.
Wie treet' er op den weg in die verscheurde klêeren?
Religie noemt men my, Godts goetheit bragt my voort.
Waar toe dat slecht gewaat? 't Wil 't aarts verachten leren.
Wat 's d'inhoudt van dat boek? Myn Vaders Wet en Woort.
Waar toe de borst zo bloot? Myn hart wil nimmer liegen.
Waar toe op 't kruis gesteunt? 't Kruis wort my zacht en zoet.
Waar toe gevlerkt? Ik leer den mensch ten hemel vliegen.
En zo vol lichts? 'k Verdryf het duister van 't gemoedt.
Wat leert die toom? Zy temt de dwaze dulle zinnen.
Waar toe trapt g'op den doodt? Ik kan den doodt verwinnen.
Uit het Latyn van T. Beza.
Goes.
J. Kwekkeboom.