Aflassen
Sedert de door Dr. Bezoen bewerkte 23e druk wordt in de ‘grote Koenen’ gewaarschuwd tegen aflasten, als zijnde dat onjuist voor afgelasten. Die waarschuwing had zich met nog meer recht kunnen richten tegen aflassen. Een infinitief aflassen, geabstraheerd uit het participium afgelast volgens de verkeerde evenredigheid afgepast: afpassen = afgelast: aflassen, zal menig onderwijzer of leraar in schoolopstellen van jongere leerlingen wel hebben aangetroffen, en het zou me geenszins verwonderen, als er ook voorbeelden van waren aan te wijzen in journalistieke sportverslagen, die immers niet altijd uitmunten door verzorgd taalgebruik, b.v. in een zin als: men heeft de wedstrijd moeten aflassen. Wel kan het enige verwondering wekken dat een doctor in de letteren zich aan dat aflassen misgaat. Dat doet Dr. A.W. Willemsen in zijn te Utrecht verdedigde dissertatie Het Vlaams-Nationalisme 1914-1940 (Groningen, 1958), waar op blz. 30 het volgende te lezen staat:
Door een intensieve propaganda had men aldus na twee maanden in 153 gemeenten een 50.000 stemmen verkregen, toen de Duitsers plotseling de volksraadpleging aflasten.
Want aan een drukfout voor aflastten, dat dan te herleiden zou zijn op het door Bezoen gesignaleerde aflasten, zal men hier niet mogen denken.
C.B.v.H.