Een buitenlander vraagt (I)
Als de combinatie er + voorzetsel in verbinding met een bijvoeglijk naamwoord gebruikt wordt, staat het voorzetsel achter het bijv. nw.: Ik ben er trots op, Ze was er ziek van. Er zijn, naar ik meen, slechts drie bijv. nw., die daar een uitzondering op vormen, en wel klaar, bezig en nodig: Ik ben ermee klaar, Ze was ermee (of, in andere gevallen, eraan) bezig, Dit zal daar wel voor nodig zijn.
Hoe komt dat?
Parijs.
P. Brachin.