De Nieuwe Taalgids. Jaargang 52
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
De Conste der Minnen van Andries Nuts benut door J.Hz. KrulDe Ars Amandi van Ovidius werd vertaald en bewerkt door de rederijker Marius Laurier. Diens Conste der Minnen werd in prosa bewerkt door de Antwerpse weesvader Andries NutsGa naar voetnoot1). Diens Conste der Minnen is weer benut door J.Hz. Krul in zijn Minne-Spiegel Ter DeughdenGa naar voetnoot2). Er zijn enkele plaatsen in de Conste van Nuts, waar deze, onafhankelijk van Laurier, zekere exempelen vermeldt. Eenige daarvan worden in hetzelfde verband, soms ook in gelijke bewoordingen, benut door Krul. In het volgende citaat heeft Nuts de eerste regels (tot //) bewerkt naar Laurier, die hier onafhankelijk is van Ovidius. De daarop volgende traditionele exempelen uit de poëten zijn door Nuts ingelast. De tragische geschiedenis van Dieric den Hollander en Catherina Sheermertens is het onderwerp van De Spiegel der Minnen door Colyn van Ryssele, (eerste druk in 1561, tweede druk te Antwerpen in 1577). Aan dit werk heeft Nuts zijn exempelenreeks niet ontleend. Nuts 2.31 Krul p. 66-7.
Wie vande Bykens wil de soetigheyt genieten,
Moet hem in 't minste deel geen smert laten verdrieten,
Wanneer het Bykens prikt, hem steekt of quetst, oft quelt,
Soo dat hem hier of daer een dicke bulte swelt.
Men seyt de Goden selfs geen moey'likheyt ontsagen,
Om in de minne lust te plegen haer behagen;
Heeft selfs den donder-God sijn wesen niet verkeert
En in een vreemde schijn, der Vrouwen min begeert?
Wat moeyten heeft op hem niet Hercules genomen,
Al eer hy tot sijn wil in 't minnen is gekomen,
In welke swarigheyt, en over groote noot
Begaff hy sigh, eer hy met Dianira vloot.
Heeft Paris niet in Zee soo meenigh mijl gevaren,
| |
[pagina 44]
| |
Om met de Coningin van Grieken-landt te paren?
Wat moeyten! wat gevaer! heeft hy niet wt gestaen,
Eer hy Helena deed' met hem naer Troyen gaen!
Leander, die wt liefd' van minne wiert gedreven
Al swemmende ter Zee, ontsagh noch lijf noch leven;
Ontsagh hem geen gevaer, ja selver niet de doodt,
Wiens ziel in 't lichaem wiert gevoert als in een boot,
Gedreven nae sijn lief, sijn Hero, sijn beminde,
Waer ken de Minnaer doch getrouwer voor-beelt vinden,
Als dees', die niet ontsagh het p'riculeus verdriet,
Waer door hy in de Zee sijn jonge leven liet.
Aeneas (langh voor seyt der Goden prophecijen,
Dat hy beminnen soud', en 's Coninks Doghtervrijen)
Ontsiet geen moeylikheyt, maer neemt gewilligh aen,
Een moeyelijken wegh, en swaren reys te gaen,
Hy trok van Troyen naer d'Italiaensche kusten,
Gedreven door de min, gevoert van liefdens lusten,
Om liefdens offer aen 't geminde lief te doen,
Op hoop dat weder-liefd' sijn liefde soude voen.
In de volgende passage heeft Nuts alleen het exempel van Ariadne ingelast. De naam van de minnaar noemt hij niet. Twee capita verder blijkt hij Stimniades te hetenGa naar voetnoot1). Dat Krul in de niet bij name genoemde minnaar Theseus heeft gezien, is niet verwonderlijk. In het eerste gedeelte van het citaat bewerkt Nuts Laurier, die Ovidius bewerkt. Het exempel van Atlanta en HippomanesGa naar voetnoot2) ontleent Nuts aan Laurier, die slechts ten dele Ovidius volgt. Bij Ovidius heet de minnaar Milanion of Melanion (Meilanion). Hippomenes, minnaar en overwinnaar van Atalanta, was uit de Metamorphosen zeer bekendGa naar voetnoot3). Het exempel van Atalanta is weggelaten door van Heemskerck en door Westerbaen in hun vertalingen van de Ars. In de passage, volgend op het exempel van Ariadne, bewerkt Nuts weer Laurier, die weer op Ovidius teruggaat. Er zijn hier woordelijke overeenkomsten tussen Nuts en Krul. Omdat er tussen Krul en van Heemskerck ook enige overeenkomst lijkt te zijn, geef ik de corresponderende verzen van deze laatste in een voetnoot.
Nuts 2.4 Weest altijt vriendelick tegen v alderliefste / al ist dat sy v geen groote liefde en bewijst: ende sy somtijts stuer op v siet / het sal metter tijt wel beteren. Dus wilt altoos met langmoedicheyt ende soeticheyt voort gaen: want met stoeticheyt boochtmen eenen tack / maer thoont ghy v kracht ende fortse daer aen / soo breect hy. - Aldus wilt v Lief altijt gehoorsaemheyt bewysen / ende haer altoos met schoone woorden aengaen / - Want wie wasser doch wreeder ende obstinater dan Atlanta, die noyt mans in liefde luchten en mocht. Nochtans wert sy deur Hippomanes gehoorsaemheyt ende lijdtsaemheyt alsoo vermorwet / dat sy dicwils om zijn afwesen ghesucht heeft. // ende Ariadne die int eerste deur tvermanen van haer lief altoos harder ende opstinater wert / die wert noctans int leste van hem verwonnen deur zijn groote lancmoedicheyt hoe seer sy hem verachten / ende groote quellagie aen dede / nochtans door zijn vriendelicke woorden ende beleefde wercken heeft hijse verwonnen. // Dus en wilt niet lichtelijcken den moet verloren geuen / al ist dat sy op v verstoort is: weest ghy altijt wel te vreden / ende dat sy v heet ofte ghebiet dat sult ghy neerstelicken doen ende volbrenghen: vertelt sy yet / so wilt ooc wat vertellen: ende tghene dat sy prijst / dat prijst ooc / ende soo sy seyt / soo segt ooc: lacht sy / so lacht ooc: weent sy / soo suldi v oock droeuich gelaten / ende weenen mede. Ende dat sy misprijst ofte laect / dat suldy ooc misprijsen / ende in alles haer sinnen volgen / totter tijt toe dat uwer beyde liefde tsamen gegroeyt zij. Ende oft quame dat ghy met v lief eenich spel speeldet / so laet haer willens winnen / ende geeft haer altijt voordeel. | |
[pagina 45]
| |
Krul p. 105-8
Om gunst te vvinnen, volght u liefs sinnen.
Dewijl de liefde is van sonderlingh vermogen,
Soo stelt u dese les, verliefde jeught voor oogen;
Hoe dat in 't buygen sigh een teder takjen stelt,
Indienment niet en dwinght met al te groot gewelt -
Men moet met soetigheyt de kromme tacken buygen,
Maer doetment met gewelt, of met een domme kracht,
Men siet het dat de tack in stukken wort gebraght, -
Bevint ghy dat u lief afkeerigheyt moght tonen,
Ghy moet haer voor het eerst in dat geval verschonen; -
Wanneer sy maer aen hem een kleyne gunst bewijst,
Soo ist hem nodigh nogh dat hy haer daden prijst, -
Atlanta die de min altijt te vlieden soght
Die is door lijdtsaemheyt tot soete min gebroght:
Hippomanes gedult verwekten liefdens vrughten
Soo dat sy meenighmael om sijn afwesen sughten:
Ook Ariadne selfs heeft Theseum bemint
Schoon dat sy noyt en was tot sijne liefd' gesint;
Hoe seer dat hy haer badt, beswoer sijn liefd' met tranen,
Noch kost hy even wel haer tot geen liefd' vermanen;
Hoe hy haer vleyden meer, hoe wreder dat sy wert,
En wilde noyt de liefd' doen plaetsen in haer hert:
Wat quellingh dat hy leed, wat pijnelijke plagen,
Dat Theseus most om sijn Ariadne dragen,
Zy aghten 't min as niet; wat tegenheyt, wat leet,
Dat hem haer afkeer gaf, en sy haer Minnaer deed,
Noghtans door sijn gedult is sy soo veer ghekomen,
Dat eyndelijck sy heeft sijn liefde aengenomen;
Soo gaet het met de liefd', ô lievers! houd doch moet
En neemt een wijl gedult in liefdens tegenspoet;
Is uwe lief gesteurt, toont ghy u wel te vreden,
Toont sy haer wat te wreet, volhert in u gebeden;
Volbrenght, alwaer 't u pijn, het geensy u gebiet,
Aght u geluckigh soo u dat van haer geschiet,
Prijst alles wat sy prijst, en wat haer magh mis hagen,
Daer in wilt U met haer van een gevoelen dragen:
Indien ghy nu of dan aen haer gelaet bespeurt,
Dat sy weemoedigh is, of innerlijke treurt,
Doet blijken dat u hert gevoelt haer treurigheden,
Soo langh sy treurigh is, soo treurt ghy met haer mede.
Indien dat ghy bevint dat haer u lief verblijf,
Maakt dan dat ghy met haer in blijtschap blyde zijt,
In 't kort, al wat sy wil, dat laet haer altijt winnen
En vollight ghy in als de wetten van haer sinnen:
Ter tijdt u liefde zy gesmolten onder een,
Soo langh moet ghy aen haer geduldigheyt besteen -
Als, op gron4 van bovenstaande overeenkomsten, wel niet meer getwijfeld kan worden aan directe benutting van Nuts door Krul, is het misschien niet te vermetel, ook in andere passages van Kruis Minne-spiegel invloed te vermoeden van Nuts' Conste. Ik noem er hier enkele. Aan Nuts' vermaning Wilt v toch / o Jongers met allen v ghedachten ende sinnen / scherpelick wachten van alle quaet gheselschap / te weten / onnutte dronckaerts / tuysschers / speelders 1) [J. van Heemskerck] Minne-kunst. Minne-baet. Minne-dichten. Mengel-dichten. t'Amsterdam, 1626. Minne-kunst Bk. 2.117-20 (p. 59): Prijst 't gene dat sy prijst, laeckt 't geen ghy haer hoort laken, / Haer waer dat sult ghy waer, haer leughen leughen maken: / Zijt droevigh alsse schreyt, en vrolijck alsse lacht, / En maeckt dat u gelaet van 't haer' sijn Wet verwacht. | |
[pagina 46]
| |
ofte hoereerders / ende ten cortsten gheseyt / van alle het lichveerdich geselschap ende houden altijt uwen Heere ende Godt soo wel voor ooghen als de menschenGa naar voetnoot1) beantwoordt bij Krul
Leer, hoe hy (die u vrijt) voor al behoort te wesen,
Dat is een die voor al sich oeffent in Godts vresen:
Dat is, een die sich reght op sulke winst verstaet,
Die eerelijk gedijt, geen deught te buyten gaet.
Een die niet is gewent by sulke te verkeren
Daer van men dronkenschap en slemperye leren,
Een die sich niet gewent tot snode tuyschery -Ga naar voetnoot2)
Bij Nuts zegt het eerbare meisje soo hebbe ick daghelicx God Almachtich gebeden -Ga naar voetnoot3). Krul leert haar:
Bid Godt op dese wijs, en dat oock alle daegen,
En wilt hem dit gebedt in uwe ziel op draegenGa naar voetnoot4).
Nuts wijdt, naar Laurier, twee capittels aan Hoemen haer sinnen ende herte wederom tot Liefde sal trecken als sy een ander in haren sin gesedt heeft en Hoe datmen hem aen zijn liefste beclagen sal / alsmen bevint dat sy noch een ander in haer herte ghestelt heeftGa naar voetnoot5). Krul ontwikkelt dit punt ook:
Indien u liefste plaetst een ander in haer hert.
Soo toont haer, Minnaer, dan dees droeve minne smertGa naar voetnoot6).
Nuts leert, naar Laurier, Hoe datmen haer sal bedancken ende grootelick: prijsen van den troost diemen van haer ontfanghen heeft / segghende so hier volchtGa naar voetnoot 7). Hieraan beantwoordt bij Krul
Soo u, u lief met troost beloont,
Haer dese dankbaerheyt betoontGa naar voetnoot8).
J.C. Arens. |
|