| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen.
Handelingen van het vierentwintigste Nederlands Filologencongres.
De Handelingen van het filologencongres gehouden te Amsterdam op 5 en 6 april 1956, bevatten samenvattingen van de voordrachten in de secties en de daarop gevolgde discussie. Volledig zijn afgedrukt de openingsrede van de voorzitter, Prof. J.M. Romein, over Het conservatisme als historische categorie, waarin de congressisten werden vertrouwd gemaakt met het door Romein ingevoerde begrip A.M.P. = Algemeen Menselijk Gedrags-Patroon, en de slotrede van Prof W.Gs. Hellinga, De commentaar, waarin de taak van de commentator wordt gedemonstreerd aan een episode van de Reinaert en enige verzen uit de Gysbreght; aan deze rede zijn uitvoerige aantekeningen toegevoegd.
| |
Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis.
Deel X (1956) van deze Handelingen opent met een toponymische en etymologische studie van A. Carnoy, Berk en Es in de toponymie en de taalkunde, die wijde taalgebieden en lange historische en prehistorische perioden omspant. - Streng geografisch en chronologisch beperkt is de bijdrage van V. Verstegen O.F.M., De plaats- en persoonsnamen te Lokeren volgens het kohier van de 100e penning van 1569. - Van de verdere inhoud vermelden we nog: J. Notermans, Lanseloot van Denemarken; ontleding en commentaar.
| |
Franse woorden bij Wolff en Deken.
Het eerste deel van de studie van Mevrouw H.J. Vieu-Kuik, Het gebruik van Franse woorden door Wolff en Deken, waarop de auteur te Groningen de doctorstitel heeft verworven, is zeer waarderend besproken door De Vooys, NTg. XLV, 167 vlg. Dezelfde waardering komt toe aan het thans verschenen tweede deel (Arnhem, z.j.: 1957). Daarin worden behandeld ‘woorden, die den mens tekenen in zijn godsdienstige, intellectuele en aesthetische ontplooiing’. Na een hoofdstuk over ‘enkele algemene termen en begrippen’ komen in de volgende hoofdstukken de woorden in bespreking, geordend naar zakelijke rubrieken: de orde in het maatschappelijk leven; handel, zeevaart, geldwezen, nijverheid; godsdienst; wetenschappen; letteren; schilderen tekenkunst; architectuur; tuinaanleg. De woorden worden steeds met vrij uitvoerige citaten in hun verband geplaatst, waardoor de juiste schakering goed uitkomt, en tevens het lezen wordt veraangenaamd. Het boek heeft niets van een door het blinde alfabet bepaalde woordenlijst, maar beantwoordt aan de ondertitel, ‘een bijdrage tot de cultuurgeschiedenis der 18e eeuw’. De alfabetische wegwijzer door het rijke materiaal is te vinden in het register, dat een tweeduizend lemma's bevat.
| |
De Nederlandse Taalkunde in 1955.
Het jaarlijks overzicht van de nederlandse dialectstudie in de Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, vroeger door wijlen L. Grootaers verzorgd, had onder de handen van de latere bewerker, J.L. Pauwels, nog in aantrekkelijkheid gewonnen door het meer persoonlijke dat deze erin legde. Bovendien waren de grenzen van de ‘dialect- | |
| |
studie’ langzamerhand heel ruim getrokken. Het nu verschenen overzicht (Hand. Top. Dial. XXX, 1956) heeft de grenzen nog wat verruimd, en kondigt zich aan als ‘De Nederlandse Taalkunde in 1955’. Ook is het ‘persoonlijke’ eraan nog duidelijker gaan uitkomen doordat sommige nummers uitdijen tot een formele boekbespreking, als dat over Van Ginneken, Drie Waterlandse Dialecten, en dat over het Woordenboek der Nederlandsche Taal, waarin de referent zijn bezorgdheid uit over de omvang die het Supplement aanneemt. Er ligt in dat zich laten gaan over onderwerpen die de samensteller bijzonder aantrekken, een zeker gevaar voor ongelijkmatigheid. Men zou b.v. de opmerking kunnen maken dat belangrijke tekstpublikaties als De Roovere door Mak, de Imitatio-vertalingen door De Bruin, de Franciscus door P. Maximilianus, er met enkele regels wel wat schraal afkomen in vergelijking met de halve bladzijde die een anekdotisch curiosum, als ‘Goethe in het Brussels’ krijgt. Maar ongaarne zouden wij de kundige bewerker van dit door alle neerlandici hoog gewaardeerde literatuuroverzicht iets als maatregelen van orde willen opleggen. Beter wat levendige afwisseling dan zakelijke, maar droge evenredigheid.
| |
Nieuw tijdschrift voor taalonderwijs in België.
Wij ontvingen de eerste aflevering, verschenen in december 1956, van het tijdschrift Taalonderwijs, dat ‘de praktijk van het onderwijs in de levende talen’ wil dienen. G. Vannes en V. Uyttebroeck zijn de ‘directeurs’; de eerste is tevens redactiesecretaris voor germaanse talen, de tweede voor romaanse. H.J. de Vos is ‘adviseur’. Het eerste nummer bevat verscheiden korte artikels, o.a. een over Het Algemeen Beschaafd, twee over de toepassing van de nieuwe Woordenlijst, een over Het onderwijs van het Frans in Vlaanderen, en een Taalwacht, waarin enkele ‘belgicismen’ worden gesignaleerd. Een rubriek Uit de tijdschriften geeft vrij uitvoerige fragmenten uit verschillende tijdschriften over onderwijskundige onderwerpen. De bijdragen zijn blijkbaar alle van de redactie afkomstig; ze zijn althans niet ondertekend.
Het tijdschrift wordt uitgegeven bij De Sikkel, Antwerpen. De abonnementsprijs is fr. 75 per jaargang van vijf afleveringen à 32 bladzijden.
| |
Friese psalmberijming.
Gysbert Japicx heeft eenenvijftig psalmen in het Fries berijmd. In liet midden van de achttiende eeuw heeft de predikant Jan Althuysen zich gezet aan een bewerking van de overige, met de ‘Tien Geboden’. Deze berijming, Hôndert Psalmen fin David mey dy Tyien Geboden, is uitgegeven door Chr. Stapelkamp, met een inleiding, noten onder de tekst, en uitvoerige aantekeningen achterin, waarin meermalen het oudere Nederlands vergelijkend is betrokken. Een eigenlijke bespreking van dit boek, dat de indruk maakt van met nauwgezetheid en kunde te zijn bewerkt, en ook typografisch goed verzorgd is, ligt buiten het terrein van ons tijdschrift. Het is verschenen in 1957 bij Drukkerij Laverman N.V., Drachten; de omvang is 604 bladzijden, de prijs f 15.- gebonden.
C.B.v.H.
| |
De letteren en het cultureel klimaat in Nederland van 1885-1914.
In Deel XI (1956) van de bij de Uitgeversmaatschappij W. de Haan te Utrecht verschijnende Algemene Geschiedenis der Nederlanden geeft J.C. Brandt Corstius op pag. 179-211 een overzicht van ‘De letteren en het cultu- | |
| |
reel klimaat’ in Noord-Nederland gedurende de periode waaraan dit elfde deel is gewijd: 1885-1914. De wijze waarop hij er in is geslaagd, in enkele tientallen bladzijden een beeld te geven van het geestelijk leven hier te lande op de overgang tussen de 19de en de 20ste eeuw, verdient oprechte bewondering. Telkens weer worden wij verrast door de veelheid van gegevens die hij in dit beknopt bestek weet te verwerken, de trefzekerheid van zijn korte karakteristieken, de duidelijke manier waarop samenhangen en overgangen worden aangegeven, de brede cultuurhistorische en comparatistische inslag. Daardoor is Brandt Corstius' hoofdstuk - al kan men natuurlijk op verschillende punten met hem van mening verschillen - een der beste overzichten van de periode tussen de Beweging van Tachtig en de Eerste Wereldoorlog geworden, die ik ken. Bijna zou ik het betreuren, dat deze studie in een geschiedkundig werk is opgenomen, waardoor niet alle Neerlandici ze ‘vanzelf’ onder ogen zullen krijgen. Ik hoop echter, dat vooral de studerenden onder hen ze daar toch zullen weten te vinden!
| |
Albrecht Rodenbach herdacht.
Het vorig jaar werd allerwegen in Zuid-Nederland de honderdste geboortedag van Albrecht Rodenbach (geboren 27 oktober 1856) herdacht. Het aandeel, dat de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde daaraan heeft gehad, is thans onder de hierboven vermelde titel als afzonderlijke Academie-publicatie (Reeks X, nr. 5) verschenen. Allereerst vindt men er de tekst van de herdenkingsrede, die Prof. L. van Puyvelde op de Academiedag te Antwerpen (13 mei) uitsprak. De kern van het boekje wordt echter gevormd door een drietal Mededelingen over Albrecht Rodenbach, door Prof. Dr. Fr. Baur gedaan in de zittingen der ‘Commissie voor Moderne Letteren’ van 18 april en 20 juni: 1. Nog brieven van Rodenbach aan Amaat Vyncke; 2. Albrecht Rodenbach aan zijn uitgever Ad. Hoste (betreffende de uitgave van Gudrun); 3. Albrecht Rodenbach's ‘ Wahrheit und Dichtimg aus meinem Leben’. Vooral de beide laatste studies zijn bijzonder interessant, mede door de vele authentieke stukken die daarbij werden afgedrukt. Een portret van Rodenbach en een tweetal facsimile's dragen er eveneens toe bij, ons de herdachte nader te brengen.
| |
‘Ideologische Zwerftochten’ van Prof. van Stockum.
Ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag boden leerlingen, oud-leerlingen, collega's en vrienden van Prof. Dr. Th.C. van Stockum hem een bundel aan, waarin onder bovenstaande titel een aantal karakteristieke opstellen van diens hand bijeenverzameld zijn. De bedoeling was ‘een representatief beeld (te) geven van de brede en actieve belangstelling van Professor van Stockum op het gebied van wijsbegeerte, theologie, geestes- en cultuurhistorie, algemene literatuurwetenschap en Duitse literatuurgeschiedenis’. De samenstellers zijn daarin ten volle geslaagd. De twintig opgenomen opstellen geven een voortreffelijk beeld, zowel van de grote en fijnzinnige eruditie van deze geleerde als van de brede terreinen waarop zijn belangstelling zich richt. Ook de Neerlandicus zal zich door deze bundel telkens verrijkt vinden. Behalve een aantal algemene problemen, die ook voor hem van betekenis zijn (De tragedie en haar problematiek; Scholastiek en mystiek; Het leven een droom, de droom een leven), vindt hij er zelfs een onderwerp uit de Nederlandse letterkunde behandeld: Het satansproces in de Middelnederlandse letterkunde. Belang- | |
| |
stellenden in de 16de eeuw zullen dankbaar zijn voor het opstel over Sebastian Franck, beoefenaars van de 18de voor dat over De philosophie van François Hemsterhuis. En zo zou er nog meer te noemen zijn. - Een uitstekend portret en een bibliografie van de gehuldigde verhogen nog de waarde van deze bundel, die door de firma J.B. Wolters te Groningen kostelijk werd uitgegeven. (327 blzz.; prijs geb. f 12.50).
| |
De Nederlandse literatuur in de, ‘Encyclopédie de la Pléiade’.
In de Encyclopédie de la Pléiade is het tweede deel van de Histoire des Littératures verschenen, gewijd aan de ‘Littératures occidentales’ (Gallimard, Parijs 1956). Van pag. 1104-1145 wordt daarin door R.F. Lissens en J.C. Brandt Corstius een overzicht van de geschiedenis der Nederlandse letterkunde gegeven. Lissens heeft de Middeleeuwen en de Rederijkerstijd voor zijn rekening genomen (13 blzz.), benevens de Zuidnederlandse letterkunde vanaf het midden der 16de eeuw tot heden (ruim 14 blzz.) - Brandt Corstius de Noordnederlandse literatuur van ± 1550 tot nu (13 blzz.). Hoewel de grote beknoptheid, waartoe zij gedwongen waren, de auteurs noodzaakte zich te beperken tot wat zij als het àllerbelangrijkste beschouwden (over hun keuze zou uiteraard wel eens te discussiëren vallen), kunnen wij toch met voldoening vaststellen dat zij er in geslaagd zijn een verantwoord overzicht te geven.
Het valt echter te betreuren, dat Brandt Corstius ten aanzien van de door hem opgeëiste plaatsruimte niet wat minder bescheiden is geweest. Zoals het nu is, zijn de verhoudingen wel wat vreemd! 13 blzz. voor de Noord- en 14 voor de Zuidnederlandse letterkunde van 1550 tot heden is een verdeling, die de werkelijkheid geweld aandoet. Met name de grote auteurs van de 17de eeuw zijn daarvan het slachtoffer geworden. Van Bredero, Cats en Huygens wordt geen enkel werk vermeld, van Vondels drama's de Gysbreght en de Leeuwendalers, de Lucifer slechts terloops in een bijzin, de Adam in ballingschap in het geheel niet. - Jammer is ook, dat de beide ‘tableaux synchroniques’ aan het einde van het boek niet voldoende op de voorafgegane overzichten afgestemd blijken. De abele spelen worden er niet vermeld, al heeft Lissens terecht opgemerkt: ‘elles sont uniques dans la littérature du Moyen âge’; Ruusbroec's Chierheit der gheesteliker Brulocht wordt er aangegeven als ‘Beauté de l'union mystique’, terwijl Lissens zelf vertaalde: ‘Ornement des noces spirituelles’; van Vondel vinden wij er slechts de (door Brandt Corstius niet genoemde) Faëton; Bredero's Klucht van de koe en Langendijks Wederzijds Huwelijksbedrog, die geen van beide in het overzicht voorkomen, vinden hier wèl een plaats; het omgekeerde is het geval met de Sara Burgerhart.
De Friese literatuur wordt in 6 blzz. behandeld door Giacomo Prampolini (pag. 1146-1151), de Afrikaanse in 13 blzz. door R.K.J.E. Antonissen (pag. 1153-1165). Het feit dat het overzicht van Antonissen eenzelfde omvang heeft als dat van Brandt Corstius accentueert nog eens scherp het gebrek aan evenredigheid bij de behandeling van de verschillende literatuurgedeelten!
W.A.P.S.
|
|