De Nieuwe Taalgids. Jaargang 49
(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdHet Nederlands, een dialect van het Duits?Bij de opening van het tweeënveertigste studiejaar van de School voor Taal- en Letterkunde te 's-Gravenhage op 15 september 1956 heeft Dr. C. Soeteman in een onderhoudende rede de vraag aan de orde gesteld die hierboven staat. Aan het slot samenvattend, constateert hij ‘dat het Nederlands ontstond in een gebied,... geografisch door de Rijn, later meer nog door de Maas begrensd, politiek met Rome en cultureel met Parijs communicerend, in taal zich emanciperend op de basis van een omstreeks 500 met een Nederfrankische bovenlaag overtogen Ingwaeoons, dat literair vanaf 1200 in het Zuiden eigengeaard was en in de 17de eeuw ook in het Noorden op alle gebieden van het openbare leven algemene geldigheid verkreeg. Aan het stamverwante Duits heeft het een bijkans voortdurende niet te onderschatten verrijking te danken’. De rede, uitgegeven bij Noordhoff, Groningen-Djakarta, wordt gevolgd door het gebruikelijke jaarverslag van de rector, dat zakelijke en persoonlijke data bevat omtrent de School voor Taal- en Letterkunde. | |
Kempens vakwoordenboek van het landbouwbedrijf.De eerste aflevering (A tot bremenkliever) is verschenen van een door Dr. J. Goossenaerts samengesteld woordenboek van het landbouwbedrijf in de noordwestelijke Kempen, met Kalmthout als middelpunt. Dit woordenboek is in 1909 bekroond door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, maar gaat eerst nu, in door de auteur bijgewerkte vorm, ver- | |
[pagina 347]
| |
schijnen in de Werken van de Academie. De titel luidt: ‘De taal van en om het landbouwbedrijf in het N.-W. van de Kempen: een taal-, vak- geschied-, heem- en volkskundige bijdrage tot de Nederlandse woordenschat’. Wij stellen ons voor, op het werk terug te komen na de voltooiing, die in 1957 wordt verwacht. | |
Frings contra Van Mierlo over Veldeke.In de oude Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur is sedert kort een eigenaardig schisma ingetreden. Er verschijnen er nu twee, beide onder dezelfde titel, één in Halle a.d. S., geredigeerd door Th. Frings en E. Karg-Gasterstädt, en één in Tübingen, geredigeerd door Helmut de Boor en Ingeborg Schröbler; beide zetten de oude telling van de delen voort. In deel 78, aflevering 1-2, van de eerstgenoemde, de ‘oostelijke’ Beiträge, komt een verweer voor van Th. Frings tegen de publikatie van Van Mierlo, De oplossing van het Veldeke-probleem in de V.M.V.A. van 1952 (zie NTg. XLVI, 63). Frings laakt de splitsing van oude cultuurgebieden naar tegenwoordige staatsgrenzen, en herleidt de over Veldeke gevoerde strijd ‘Nederlands’ of ‘Duits’ tot andere proporties, zulks met volle erkenning van westmiddelnederlandse inwerking op het middeleeuwse limburgs-rijnlandse gebied. Hij verdedigt verder het goed recht van zijn op taalkundige overwegingen gegronde tekstkritische behandeling van de overlevering tegen Van Mierlo's bezwaren, en legt aan Van Mierlo ernstige tekortkomingen juist in het taalkundige ten laste. | |
Benetac.De Nederlander die in België wel eens wetenschappelijke congressen bijwoont, en daar sprekers hoort en met congressisten spreekt die wat hun Nederlands betreft tot de elite behoren, krijgt licht een te gunstige indruk van de vorderingen die de beschaafde omgangstaal in Vlaams-België maakt. Hoe droevig het in werkelijkheid daarmee gesteld is, daarvan geeft de augustusaflevering van Nu Nog, het tweemaandelijks orgaan van de ‘Vereniging voor beschaafde omgangstaal’, een zeer realistisch beeld. Op de taaldag die de Vereniging in juni te Knokke gehouden heeft, is in beginsel besloten tot de vorming van een ‘Taalcentrale voor België en Nederland’ (Benetac), en twee artikels in Nu Nog, van M. Peeters, Metodiek van onze Propaganda, en van P. Daled, Balans en Bezinning, gaan nader in op de uitwerking van het plan en de taak die de Benetac zal te vervullen hebben. Vooral uit die twee artikels blijkt overduidelijk, hoe weinig er nog is bereikt en hoe veel er nog te doen valt. Het is hier niet de plaats om over de modaliteiten en de kansen van zo'n gezagslichaam in taalaangelegenheden een uitvoerige beschouwing te geven. Wij Nederlanders, die schromelijk tekort schieten - enkele goede uitzonderingen niet te na gesproken - in belangstelling voor de hoogst gewichtige zaak van het Nederlands in België, en daardoor mee schuld dragen aan de toestand daar, zullen goed doen, deze ernstige pogingen van Vlamingen niet met een sceptisch schouderophalen of een welwillende glimlach af te doen, maar ze onze morele en daadwerkelijke steun te geven. C.B.v.H. |
|