Twee vertalingen.
Vergeefs zal ooit onschoone hand
naar schoonheid willen grijpen:
men kan den eenen diamant
maar met den anderen slijpen.
Gij de eerste mannen van het land
Bedillen? Hals, laat naar u kijken!
Men snijdt het glas met diamant,
Den diamant met zijns gelijken.
Beets' eerste en laatste regels hebben een heel verschillende klank. Begint hij losjes als een spottend hekeldichter met aanspreking van een persoon, ongeduldige overloop, verachtelijke term ‘hals’ en huiselijke wending ‘laat naar u kijken!’, hij eindigt plechtig met een algemene spreuk, alsof de toon van Hildebrand en die van de predikant elkaar afwisselen. Daarbij maakt zijn kwatrijn een wat hooghartig zelfbewuste indruk door de bevestiging van ‘de eerste mannen van het land’ met ‘zijns gelijken’ en door het kleinerend kontrast van ‘glas’ met ‘diamant’.
Gezelle of liever Eugeen van Oye, die hier onder de zuiverende hand van de meester werkt (Gedichten, Gezangen en Gebeden en Kleengedichtjes Jub. uitg. II 267), levert gaver geheel in één rustige trant. De objectieve tegenstelling van ‘onschoone’ en ‘schoonheid’ doet dadelijk overtuigend aan, terwijl het slot een eenvoudige toepassing of gevolgtrekking vormt.
Beide teksten zijn een bewerking van Friedrich Bodenstedt's Lieder des Mirza Schaffy:
Vergebens wird die rohe Hand
Am Schönen sich vergreifen,
Man kann den einen Diamant
Nur mit dem andern schleifen.
De Vlaming volgt het origineel trouwer dan de Hollander, zoekt alleen een effekt in de speling van ‘schoone’ en ‘onschoone’, die zijn toon statiger laat worden, waar het abstrakte woord ‘schoonheid’ ook toe bijdraagt. De verandering van ‘sich vergreifen’ in ‘grijpen’ helpt het plan nog verhogen. Dat ‘ooit’ eigenlijk als stoplap voorkomt, hindert tenslotte niet door het versterken van de nadruk. Het syncopisch accent op ‘ònschoone’ klinkt in die dagen minder gewoon.
G.B.