De Nieuwe Taalgids. Jaargang 49
(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Heimwee.In de N.Tg. IIL op p. 317 beweert W. Diemer, dat Joh. Heinrich Jung, bijgenaamd Stilling ‘nooit een boek geschreven [heeft] dat, ook in het origineel, de titel Heimwee (Heimweh) voerde’. Toch wordt in de Gedenkzuil op het graf van Jacobus Bellamy (1822) van ‘Stillings Heimwee’ gezegd, dat het de Zeeuwse dichter ‘diep ontroerd schijnt te hebben’. Diemer voert ter verklaring hiervan een vergissing aan: het begrip ‘heimwee’ stond in Stillings Jugend, Jünglingsjahre und Wanderschaft zozeer op de voorgrond, dat abusievelijk die titel aan het werk gegeven werd. Wie Stillings Sämmtliche WerkeGa naar voetnoot1) naslaat, treft in de delen IV en V de roman ‘Das Heimweh’ aan. Een drietal ‘Zueignungen’, resp. daterend van 1-9-1793, 28-8-1794 en 8-9-1795 vergezellen er het werk. Het is geen autobiografie, maar behandelt in de hoofdpersoon Christian Ostenheim ‘die Reise eines Christen nach der seligen Ewigkeit’Ga naar voetnoot2). Stilling heeft zelf de symbolische waarde van zijn boek uiteengezet in ‘Der Schlüssel zum Heimweh’Ga naar voetnoot3). Niet alleen heeft Stilling wel degelijk een roman ‘Das Heimweh’ geschreven, maar bovendien verscheen van de hand van Christiaan Sepp Jansz. een Nederlandse vertaling onder de titel ‘Het Heimwee’Ga naar voetnoot4). In zijn voorrede bij het 1ste deel betoogt Sepp: ‘Het woord Heimwee, alhoewel geen woord uit onze taal, heeft dunkt mij genoegzaam het burgerregt verkregen’. En hij besluit met: ‘Genoeg gezegd, deze vertaling zal ookGa naar voetnoot5) het Heimwee blijven heeten’. In de voorrede bij deel II op 1-5-1822 vindt de vertaler het ‘zonderling, dat dit werk, eerst ruim een vierde van eene eeuw moest oud worden, voor en aleer hetzelve in onze taal werd uitgegeven: vele andere werken toch, van onzen auteur, van latere dagteekening, zagen hier te lande veel vroeger het licht’. In 1830 (voorrede bij IV) weidt Sepp breed uit over de grote populariteit van Stillings Heimweh buiten de Duitse grenzen. Tot in Amerika en Rusland telt het zijn bewonderaars. ‘Het Heimwee is in ons vaderland dan ook alom, en met lof bekend, ja, met graagte gelezen, en de verschijning der onderscheidene deelen, van tijd tot tijd met uitgerekt verlangen tegemoet gezien’. Toen Bellamy stierf, had Jung Stilling Das Heimweh nog niet geschreven. In 1822 publiceren W. Ockerse en A. Kleyn-Ockerse hun Gedenkzuil. Dan is de roman al meer dan 25 jaren oud en komt het 2de deel der Nederlandse vertaling van de pers. Speciaal Sepps voorrede bij het 1ste deel verschaft ons een waardevolle inlichting voor de geschiedenis van het Nederlandse woord ‘heimwee’. Onze taal heeft het ontleend aan het Duits, waarin het als Zwitsers-dialectwoord voor het eerst in 1592 is aangetroffenGa naar voetnoot6), en wel met de nog lang gehandhaafde betekenis van de ziekte bij buiten hun land verblijvende Zwitsers, ontstaan door het verlangen naar huis. De overgang van dialect naar algemeen beschaafd Duits duurde lang, maar rond 1800 is die toch voltrokken. Het woord beleeft daarna in de literaire scheppingen van de romantiek zelfs een periode van hoogconjunctuur. | |
[pagina 258]
| |
Het W.N.T.Ga naar voetnoot1) noemt als eerste vindplaats in het Nederlands het ‘Journaal’ dat C. Huygens Jr. van 1688 tot 1691 bijhield, waar ‘heimwee’ onder 18 maart 1689 genoteerd staat. In datzelfde Journaal vond ik het al op 14 januari van hetzelfde jaar neergeschreven, ook daar weer met het de-genus. In tegenstelling met wat de redacteur A. Beets veronderstelt, wijst alles er op, dat heimwee in die tijd een ongewoon woord was. Ik heb er een twintigtal woordenboeken, tussen 1650 en 1725 verschenen, op nageslagen, maar trof het geen enkele keer aan. Zelfs in de literaire werken van Bilderdijk en Feith, voor zover geschreven vóór 1805, heb ik het, ondanks nauwgezet speuren niet gevonden. Dat is veelzeggend, want men mag toch wel beweren, dat zij gezamenlijk de hele Nederlandse woordenschat van hun tijd bevatten. Stellig is ‘landziekte’ eenmaal een concurrent van ‘heimwee’ geweest. Zo althans vertaalde P.A. Verwer in 1753 het Duitse woordGa naar voetnoot2). Ook later bleef dit woord nog opgeld doenGa naar voetnoot3), maar heimwee, dikwijls nog heimweh(e) gespeld, won de strijd royaal. Ik trof het aan onder de Nederlandse woorden in de 3de druk (1768) van Matthias Kramers Nieuw Woordenboek der Nederlandsche en Hoogduitsche TaalGa naar voetnoot4). Daarna loopt het aantal vindplaatsen snel op: 1787, 1789, 1798Ga naar voetnoot5). Bilderdijk kende het woord in. 1778 niet, wel in 1805, maar dan betwijfelt hij nog, of het bij ons al ingeburgerd isGa naar voetnoot6). In 1828 vult de dichter een aantekening van 1778, waar stond ‘... Nostalgia bij de Geneeskundigen geheeten’Ga naar voetnoot7), aan tot ‘... Nostalgia bij de Geneeskundigen geheeten. Wij noemen 't met de Duitschers, het Heimwee’Ga naar voetnoot8). Vanaf 1807 kunnen we ons woord in het Nederlands veelvuldig en zonder enige omschrijving of aarzeling gebruikt, aantreffen. Het is dan blijkbaar definitief in de Nederlandse woordenschat opgenomen, wat ons, zoals we zagen, door Christiaan Sepp nadrukkelijk bevestigd wordt. Veghel, januari 1956. Q.W.J. Daas. |
|