Noodzakelijke meervouden.
Bij het zoeken naar richtlijnen voor het al of niet schrijven van de beruchte ‘tussenletters’ -(e)n- in samenstellingen heeft de nieuwe Woordenlijst het oude beginsel van de ‘noodzakelijke meervouden’ niet losgelaten. De commissie heeft blijkbaar -e- over de hele linie niet aangedurfd, al wordt die dan als normaal vooropgesteld, en de Woordenlijst heeft zichzelf niet Woordelijst durven spellen. Inderdaad zou zo'n algemene -e-, zoals die in het eerste vereenvoudigersvuur werd gepropageerd en ook wel toegepast, bij het grote publiek wel hevige protesten hebben ontmoet. En licht zouden ook meer oordeelkundige critici, die hun goede gronden hebben om voor algemene -e- te pleiten, voor consequenties als koleman, oudhedeverzamelaar, levensmiddelebedrijf, aardappele- en brandstoffezaak, sigare- en tabaksindustrie zijn teruggeschrikt.
Er is in dit verband meermalen gewezen op samenstellingen als kinderspel, kalverliefde, runderpest, waarin het meervoud, noodzakelijk of niet, van het eerste lid formeel onbetwistbaar is. Zo staat het ook met een aantal, grotendeels jonge, samenstellingen met een uitheems eerste lid, dat op uitheemse wijze, en daarom juist formeel onbetwistbaar, gepluraliseerd wordt. Een veel voorkomende literair-historische vakterm is emblemata-literatuur; de studenten in de nederlandse letteren houden sedert enige jaren geregeld neerlandici-congressen; oud-studenten van Leiden organiseren alumni-bijeenkomsten; in januari 1956 is ergens een academici-congres gehouden. Deze voorbeelden, die wel ver van volledig zullen zijn, kunnen de indruk wekken alsof het meervoud het meest dwingend is bij een persoonsnaam als eerste lid. Ik voor mij zou althans tegen emblemaliteratuur weinig in kunnen brengen, en dat zal ook wel voorkomen, maar een neerlandicuscongres zou wel heel vreemd aandoen. Intussen dateert de boekhoudterm saldibalans, met een zaaknaam als eerste lid, zeker van de vorige eeuw.
C.B.v.H.