| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen.
De kleine Koenen.
Het bekende Handwoordenboek van Koenen was in zijn 23e druk door de toegewijde en kundige bewerker Dr. H.L. Bezoen geheel vernieuwd. Helaas heeft Bezoen het nuttige en zaakrijke boek maar kort kunnen verzorgen. Aan de nu verschenen 15e druk van het Verklarend Zakwoordenboekje, ‘de kleine Koenen’, zien we dat de taak van Bezoen is overgenomen door zijn vriend Dr. J. Naarding: het Zakwoordenboekje immers mag beschouwd worden als voorloper van een nieuwe druk van het Handwoordenboek, ‘de grote Koenen’.
Er zijn in het Zakwoordenboekje nogal wat uiterlijke veranderingen aangebracht wegens het conformeren aan de nieuwe Woordenlijst. Maar de eigenlijke inhoud, zo deelt Dr. Naarding in het voorbericht mee, is weinig gewijzigd sedert de twee jaar eerder verschenen druk van Bezoen. Uitgebreid is het hoodstuk van de inleiding over ‘de belangrijkste spellingregels’. Het handige boekje, dat in verhouding ot zijn omvang - 273 blz. van twee kolommen - veel bevat, is uitgevoerd in een stevige slappe stempelband, en kost f 2,10.
| |
Hertzog-Annale van die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns.
In deze reeks is het Tweede Jaarboek verschenen in december 1955. Van de inhoud vermelden we twee artikels, die voor de geschiedenis van het Afrikaans van belang zijn. D.B. Bosman houdt tegen H.B. Thom staande, dat Die outeurskap van die Kaapse dagverhaal in die tyd van Van Riebeeck aan Van Riebeeck zelf moet worden toegeschreven. - G.S. Nienaber deelt Iets naders oor die ontkenning in Afrikaans mee: hij meent dat de stoot tot de z.g. dubbele ontkenning is gegeven door Hollands sprekende Hottentotten, die door de herhaling van nie enigszins aansloten bij een in hun eigen taal gebruikelijke wijze van ontkennen.
| |
Van kussen en korenschoven.
Onder deze titel heeft Dr. Jo Daan een levendig en vlot leesbaar boekje geschreven, dat verschenen is als no. 601 (13e jaargang, nummer van 9 maart 1956) in de reeks A(ctuele) O(nderwerpen). Binnen de omvang die de reeks verlangt, 16 blz. in twee kolommen, staat er heel wat in te lezen over de verhouding van cultuurtaal en dialect en over het dialectonderzoek. Het is aardig geïllustreerd en bevat drie woordkaartjes, waaronder één van de ,kus' en één van de ‘schoof’. De verschijning van dit boekje in de grote oplaag van AO zal ten goede komen aan de belangstelling in het algemeen voor het dialectonderzoek, en in het bijzonder voor de werkzaamheden van het Dialectbureau van de Akademie van Wetenschappen, waaraan Mej. Daan verbonden is.
De prijs is die van een los AO-nummer, f 0,40.
| |
Westvlaamse oorkondentaal van de 13e eeuw.
Een studie van P. van Haverbeke over De l3de-eeuwse Oorkondentaal te Brugge en omgeving, in 1952 door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde bekroond, is in 1955 in de werken van die Academie verschenen. Het is een nauwkeurig onderzoek van wat uit de oorkonden is af te leiden aangaand enige belangrijke en veel besproken kwesties van vocalisme en consonantisme. De auteur gaat voorzichtig en kritisch te werk,
| |
| |
verantwoordt deugdelijk zijn mening tegenover vroegere opvattingen, en komt hier en daar tot stellige gevolgtrekkingen. Zo ziet hij de veronderstelling van Hellinga dat de oude ô in Vlaanderen lang onverschoven is gebleven, in zijn materiaal bevestigd; eveneens stelt hij, voorzover zijn gebied betreft, Van den Berg in het gelijk met de zienswijze over de verlenging van klinkers vóor r + consonant: aanvankelijk verlenging van alle klinkers, ongeacht de op r volgende medeklinker. Anderzijds wijst hij opvattingen van andere onderzoekers op andere punten, waar dat pas geeft, rustig en zakelijk af. In het hoofdstuk ‘Uit het Vocalisme’ komen, behalve de genoemde kwesties, onder meer ter sprake de spelling van lange vocalen; de ontwikkeling van de oude ie, de verschullende ee-klanken, ook de met ei wisselende; het verloop van de klinkers vóor l en l-verbindingen. Van het hoofdstuk ‘Uit het Consonantisme’ vermelden we de zorgvuldige behandeling van oude gg en ng naar de verschillende posities in het woord. Een woordregister en een afzonderlijk register van plaats- en persoonsnamen besluiten de verhandeling, die een welkome aanwinst is voor de kennis van de oudste fase van het Nederlands in een belangrijk gebied. De omvang is, met inbegrip van de registers, 110 bladzijden, de prijs 50 frank.
| |
Baeto.
In de reeks Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde (Tjeenk Willink; Zwolle) heeft Dr. F. Veenstra Hoofts Baeto bezorgd, die hij vroeger in de Zwolse Drukken en Herdrukken (aangekondigd NTg. XLVIII, 118) had uitgegeven. Het voornaamste verschil tussen de eerste en de tweede uitgave bestaat hierin dat de brede inleiding van de eerste in de kleinere tweede beknopt is weergegeven, en dat de bibliografie aan het slot is weggelaten; in onderscheiding met vorige nummers van de Klassieken is hier de spelling niet gemoderniseerd. De prijs is f 2,60.
| |
Die Afrikaanse Woordeboek.
Het eerste deel van het Woordeboek van die Afrikaanse Taal, zoals de ‘binnetitel’ luidt (op de band staat Die Afrikaanse Woordeboek), is onder de aandacht van onze lezers gebracht door De Vooys in de 44e jaargang, blz. 333 vlgg. In 1955 is het tweede deel (D-F) verschenen. De belangrijkste uiterlijke verandering die dit deel vertoont tegenover het eerste, is deze dat de beklemtoning nu aangegeven wordt van alle meerlettergrepige trefwoorden i.p.v. sommige, en dat het meervoud wordt vermeld van alle substantieven, behalve samenstellingen en afleidingen. Zo althans is de stelregel in de inleiding; de praktijk is bij de afleidingen niet strikt consequent: bij dompelaar, drieling, duifie e.a. is wel een meervoudsvorm opgegeven. Verder zijn in dit deel voorzichtige aanwijzingen opgenomen aangaande het verbreidingsgebied van streektaalwoorden. Als afkorting van de titel zal dienen WAT, gevormd uit de eerste letters van de hoofdwoorden van de ‘binnetitel’.
| |
Jaarboek 1956 van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Dit jaarboek bevat uitsluitend persoonlijke en zakelijke gegevens.
| |
Beschaafd Nederlands in Vlaanderen.
Het tweemaandelijks orgaan van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, Nu Nog, geeft in het maartnummer o.a. een radiorede over de ‘A.B.N.-week’ van 6 tot 12 februari, een verslag van die week, en een jaarverslag van de vereniging over 1955. Men ziet daaruit dat er het een en ander gedaan
| |
| |
wordt, maar ook dat er nog veel te doen staat. Uit een artikel over Beschaafd Nederlands in de Stadsdiensten van Antwerpen blijkt b.v., hoe slecht het daarmee nog gesteld is in de grootste vlaamse stad. Het aantal leden van de vereniging is stijgende, maar haalt nog niet de 2500. Het is voor de zaak van het Nederlands in België een belang van de eerste orde, dat het streven van de ‘V.B.O.’ in brede kring in Vlaanderen weerklank vindt.
C.B.v.H.
| |
Dirck Graswinckel als Nederlands dichter.
De Stichting De Roos te Utrecht gaf op de haar eigen, in alle opzichten even verzorgde wijze een bibliofiele her-uitgave in het licht van De Vierlingen van den Heer Pybrac, uit het Frans in het Nederlands en in het Latijn vertaald door Mr. Dirck Graswinckel, ingeleid en verzorgd door Geerten Gossaert. Graswinckel (1600-1666), bekend als juridisch auteur, vertaalde de toentertijd populaire Quatrains du Seigneur de Pybrac... Contenans préceptes & enseignements utiles pour la vie de l'homme (1575; o.a. in 1604 te Amsterdam herdrukt en in hetzelfde jaar door Jacobus Viverius vertaald) in het Nederlands ‘ten dienste van sijn jonge Nichten’ - blijkbaar om tegemoet te komen aan de moeilijkheden welke deze zouden kunnen ondervinden bij de lectuur van de Latijnse vertaling, die hij reeds eerder had ‘opgedragen aan heel de lieve jeugd der familie, zonder onderscheid van kunne’. Beide vertalingen werden eerst na zijn dood gedrukt, de Latijnse in 1670, de Nederlandse (zonder jaartal) waarschijnlijk ongeveer ter zelfder tijd. In zijn beknopte, maar voortreffelijke inleiding geeft Gossaert een karakteristiek van Graswinckel en diens vertaling. Zijn conclusie luidt: ‘Graswinckel heeft zich zonder twijfeI als latijns poëet wel gevoeld; maar er is geen aanwijzing, dat hij geloofd heeft als Nederlands dichter van betekenis te zijn. Laat ons daarom voor hem geen aanspraak maken, die hij zelf niet gemaakt heeft. Doch, zo mijn oor mij niet ten enenmale bedriegt, hebben zijn Vierlingen, ondanks zekere onbeholpenheden, niet slechts wegens de gespierde taal, maar ook door een eigen stijl en timbre hun plaats in de Nederlandse litteratuur’.
| |
‘Hoever staan we met het komparatisme?’
Onder bovenstaande titel geeft W. Gobbers in het januari-nummer van Wetenschappelijke Tijdingen (jaargang 16, nr. 1) een overzicht van de huidige stand der vergelijkende literatuurstudie. Na de ontwikkeling van deze jonge wetenschap in het buitenland te hebben geschetst, gaat hij uitvoerig in op de situatie in Nederland en België, waar ‘het komparatisme nog altijd niet de plaats heeft veroverd die het toekomt’, al werd ‘gelukkig die leemte althans ten dele gevuld door de stichting, in 1948, aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, van een Instituut voor Vergelijkend Literatuuronderzoek’. De vermelde literatuur en een aantal zakelijke mededelingen verlenen aan dit overzicht tevens waarde als eerste wegwijzer op comparatistisch gebied.
| |
Buku Baru, Het nieuwe boek.
Het bovengenoemde tweemaandelijkse boekentijdschrift voor Indonesië, onder redactie van Willem Brandt en A. Dahlan (administratie in Nederland: O.Z. Voorburgwal 276, Amsterdam) is thans in zijn zesde jaargang. Hoewel het in de eerste plaats een informatorisch karakter heeft en zich uiteraard niet tot de letterkunde bepaalt, menen wij goed te doen, aan het bestaan ervan te herinneren. Aan het ons toegezonden nummer werkten o.m. mee Bert Voeten, C.J. Kelk, M.P. Veldhuis en W. Brandt.
W.A.P.S.
|
|