De Nieuwe Taalgids. Jaargang 49
(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Nog wat over de Vliegende Hollander.a. In zijn artikel ‘De Vliegende Hollander in de nieuwere Nederlandse poëzie’ veronderstelt S.P. Uri dat de ‘Ballade van Kapitein Jan van Oordt’ een voorstudie zou zijn geweest voor de beroemde ballade ‘Maria Lécina’Ga naar voetnoot1). Ik heb in mijn bezit het boekje ‘Mária Lécina - en een ontmoeting met vreemde gevolgen’ door J.W.F. Werumeus Buning, uitgegeven te Brussel bij de Uitgeversmij A. Manteau N.V. Het heeft geen jaartal, maar het verscheen in de oorlog, waarschijnlijk in 1943, daar mijn exemplaar wend gekocht op de le november 1943. ‘Een ontmoeting met vreemde gevolgen’, opgedragen aan Maurice Roelants, is de tekst van een lezing - dit deelt Werumeus Buning ons zelf mee - waaraan weinig of niets werd veranderd. Op blz. 53, 54 lezen we het volgende: ‘Er kwam vroeg in den morgen een zware mist op; mist is erger dan iets, op zee, en aan het ontbijt zel de kapitein ontevreden, achter zijn eieren met spek: - Straks komen wij nog het schip Almacht tegen met Jezus Christus zelf aan boord. Uit dit fragment blijkt duidelijk dat de ballade van Kapitein Jan van Oordt geen voorstudie is geweest voor Maria Lécina. Dat het gedicht ritmisch verwant is aan Maria Lécina, is dus te danken aan het feit dat het in dezelfde scheppingsperiode ontstond. Tevens blijkt er uit dat het schip Almacht toch nog iets anders is dan het vaartuig van de Hollander die verdoemd werd om eeuwig te blijven varen. Het zou interessant zijn, een studie te wijden aan het spookschip en dan o.a. de punten van oveneenkomst aan te wijzen, en van verschil, tussen de twee schepen waarop hier de aandacht werd gevestigd.
b. Het viel mij op, hoezeer ‘De Kaap’ van Jan Prins in zijn maatgang herinnert aan een anden zeegedicht, nl. aan ‘Scheepspraet’ van Constantijn Huygens. Hiermee wordt eens temeer bewezen, hoezeer de kultuur-dichter Huygens in dit beroemde vers de volkstoon getroffen heeft. Als S.P. Uri constateert, m.i. terecht, dat het gedicht een der beste is van degene die hij bespreekt, omdat het kort en kernachtig is, dan is dit ook ween een kompliment voon de grote 17e eeuwse dichter. A.P. Cornet. |
|