Nog ‘de refreinen van J.B. Houwaert’. (Naschrift.)
In tegenstelling met wat wij in dit tijdschrift (IL, blz. 41) beweerden, bevindt zich het refrein uit de bundel J. Michiels op de stok Dabuysen der werelt sijn seer te beclagen (fol. 147-148vo) wel degelijk op blz. 137-140 van Milenus clachte... (Leiden, W. Silvius, 1578) onder de titel:
Die clachte der deught ouer t'swerelts abuysen,
Hoe haer die boosheyt heeft cloen verhuysen.
In dit zelfde werk van Houwaert komt nog (blz. 141-142) een refrein voor op de stok: Ten es gheen wonder al gaghet daer qualijck (afwisselend met: Al gaghet daer qualijck, t'en es gheen wondere) en met de aanvangsregel: Daer gheestelijck en werelijck leuen in gheschille. Een tegenhanger van dit laatste refrein volgt op blz: 143-144 met de stok: Daer moeten die landen wel prospereren (afwisselend met: Daer moeten wel prospereren die landen) en het beginvers: Daer geestelijc en werelijc d'een d'ander beminnen.
F.v.V.