De Nieuwe Taalgids. Jaargang 49
(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Een sonnet van Joannes Six van Chandelier geïnspireerd door een motief uit Ariosto's Orlando Furioso?De toevallige omstandigheid, dat mij kort na de lezing van de beginzangen van Ariosto's Orlando Furioso de sonnetten van Joannes Six van Chandelier onder ogen kwamen, leidde tot de veronderstelling, dat Six in zijn sonnet: op twistige steeghjes gebuurenGa naar voetnoot1) geïnspireerd is door het begin van de vijfde zang van Ariosto's speels-romantisch heldendicht. - Ter vergelijking volgen hieronder de betreffende verzen: Joan Six van Chandelier: op twistige steeghjes gebuuren.
Al wat naa d'aarde siet onreedlyk op vier pooten,
Leeft onderlingh in rust, en eendracht sonder stryd,
Of zoo het eene beest het andere verbyt,
Wat paarlink zal syn paar verscheuren, of verstooten?
Geen Leeuw heeft ooit syn tand in syn Leeuwin geschooten:
Geen Koeye dreef den Bul haar hoomen in syn syd.
De Wolf leeft met syn Wyf, 't Schaap met den Ram verblyd:
Het bosch, de weide, elk streelt syn teel en worpgenooten.
Hoe komt dat meenich dier rechtschapen met verstand
Syn trouw, en andre helft niet minlyk kan verdraagen,
Maar dat het huis van twist, als in een belle brandt?
Myn buurman en syn vrouw die leggen alle daagen,
In 't Steeghjen over hoop, met stokken, vuist, en hand,
Kind, reutje, kaater, pot en pan werd doodgeslaagen.
De eerste drie (inleidende) stanzen van de vijfde zang van de Orlando FuriosoGa naar voetnoot2) luiden: 1.
Tutti gli altri animai che sono in terra,
o che vivon quïeti e stanno in pace,
o se vengono a rissa e si fan guerra,
alla femina il maschio non la face:
l'orsa con l'orso al bosco sicura erra,
la leonessa appresso il leon giace;
col lupo vive la lupa sicura,
nè la iuvenca ha del torel paura.
2.
Ch'abominevol peste, che Megera
è venuta a turbar gli umani petti?
che si sente il marito e la mogliera
sempre garrir d'ingiurïosi detti,
stracciar la faccia e far livida e nera,
bagnar di pianto i genïali letti;
e non di pianto sol, ma alcuna volta
di sangue gli ha bagnati l'ira stolta.
3.
Parmi non sol gran mal, ma che l'uom faccia
contra natura e sia di Dio ribello,
che s'induce a percuotere la faccia
di bella donna, o romperle un capello:
| |
[pagina 82]
| |
ma chi le dà veneno, o chi le caccia
l'alma del corpo con laccio o coltello,
ch'uomo sia duel non crederò in eterno,
ma in vista umana un spirto de l'inferno.
De overeenkomst in de gedachtengang, uitgedrukt in de eerste stanze bij Ariosto en in de kwatrijnen van Six' sonnet, lijkt mij evident: beide dichters zijn overtuigd, dat de dieren op aarde (Six noemt uitdrukkelijk de viervoeters) onderling in rust en vrede leven, of, zo zij al met hun soortgenoten vechten, dat in geen geval mannetje en wijfje elkaar to lijf gaan. - Ariosto noemt als voorbeelden van vreedzame samenleving beer en berin, leeuw en leeuwin, wolf en wolvin en koe en stier; Six - in andere volgorde - dezelfde dieren, alleen zijn berin en beer door schaap en ram vervangen. In de tweede stanze verwondert en verontwaardigt Ariosto zich over het afschuwelijke kwaad, dat de menselijke harmonie verstoort en man en vrouw tot kijven en zelfs tot heftige vechtpartijen brengt, die niet alleen tranen veroorzaken, maar soms ook een bloedige afloop hebben. - In de derde stanze uit de dichter zich in 't bijzonder over de man, die in staat is een mooie vrouw in het gezicht to slaan, of een haar to krenken; dit is op zich zelf al heel erg en in strijd met natuurlijke en goddelijke wetten, maar een man, die haar vergif geeft, of haar door wurging of met een mes om het loven brengt, dàt is geen man, maar een hellegeest in mensengedaante! - Aanknopend aan deze inleidende strofen, hervat de dichter dan zijn verhaal, dat hier verder niet ter zake doet. - Six vraagt zich in de eerste terzine van zijn sonnet eveneens in 't algemeen af, hoe het komt, dat man en vrouw elkaar niet in der minne kunnen verdragen en dat het huis van twist ‘als in een helle’ brandt. (cfr. de ‘spirto de l'inferno’ bij Ariosto). - In de laatste terzine komt Six dan tot zijn eigen uitwerking van een bijzonder geval on schildert, zoals Dr. Van Es terecht opmerkt, met een ‘onmiskenbare locale kleur’Ga naar voetnoot1) de ruzie van zijn buren in het (Amsterdamse) steegje, met een ietwat grotesk, sterk-aangezet slotvers. - De vraag rijst, of het motief bij Ariosto oorspronkelijk is, of dat hij het aan een oudere (klassieke) auteur ontleend heeft. Het boek van Pio Rajna: Le Fonti dell'Orlando Furioso (2de druk, Florence, 1900) geeft geen uitsluitsel over onze passage; het blijft zeer wel mogelijk, dat Ariosto hier niet geheel origineel is. - De sterke overeenkomst, vooral tussen de eerste stanze van de 5de zang bij Ariosto en de kwatrijnen van Six' sonnet, die zich o.a. vertoont in de verzen: ‘col lupo vive la lupa sicura’ en: ‘De Wolf leeft met syn Wyf, 't Schaap met den Ram verblyd’, maakt m.i. de veronderstelling, dat Six rechtstreeks uit de Orlando Furioso en niet uit een oudere bron geput zal hebben, wel waarschijnlijk. Dat Six van Chandelier, die Italië bezocht en or geruime tijd vortoefd heeft (o.a. hield hij zich in het Jubeljaar 1650 in Rome en iets later in Venetië op)Ga naar voetnoot2), als zeventionde-eeuwse dichter, bowonderaar van Vondel en Huygens, op de hoogte was van de Italiaanse taal on letteren, ligt voor de hand. Directe uitlatingen daarover heb ik in zijn Poësy niet kunnen vindon en de studies | |
[pagina 83]
| |
die aan hem gewijd zijn, hebben hieraan geen aandacht geschonken. Wel blijkt, dat Horatius zijn meest geliefde klassieke auteur was, die hij op zijn reizen meevoerdeGa naar voetnoot1). Uit bovenstaande notities kunnen wij naar ik meen wel de conclusie trekken, dat Six Ariosto's epos gekend zal hebben en door een motief daaruit tot éen van zijn schertsende sonnetten op gelukkige wijze geïnspireerd werd.
Gerda van Woudenberg. |
|