Transscriptie en buigings-n.
In de Prisma-uitgave verscheen Het goud der gouden eeuw, Bloemlezing uit de poëzie der zeventiende eeuw samengesteld onder leiding van Anton van Duinkerken.
Deze verklaart in de inleiding dat hier ne keuze is gemaakt door studenten in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de roomskatholieke universiteit te Nijmegen. Vier groepen onderzochten elk een tijdperk, kozen de gedichten die zij het mooist vonden; de vijfde groep, grotendeels ouderejaars-studenten, stelden zich verantwoordelijk voor de eindkeuze, de rangschikking van de gedichten en de transscriptie van de teksten.
Voor het gemak van den lezer brachten zij, volgens den inleider, bij behoud van de versklank, de woorden en leestekens in de hedendaagse spelling.
Bij behoud van ne versklank, maar blijft deze behouden als men in zijn ijver tot vernieuwing overal de buigings-n weglaat?
Gaat er geen schoonheid verloren als men in den aanvang van Vondels Kruisberg leest:
De schoonste rode rozen groeien
Op gene Griekse berg, o neen,
Maar op de Kruisberg, hard van steen...
Zal een voordrager bij het statig, klankrijk uitzeggen van Het Stokske van Johan van Oldenbarnevelt een hiaat kunnen aanvaarden als hier werd aangebracht:
Gij zult nog jaren achtereen
De uitgang van die held getuigen...
of in de Rei van edelingen van de Gijsbrecht van Amstel:
Wij edelingen, blij van geest,
Ter kerke gaan op 't hoge feest
De eerstgeboren heiland groeten...
Het is veel waard dat men voor een prijsje in het bezit kan komen van enige honderden mooie Nederlandse gedichten, maar laat men ze ons dan ook onverminkt geven.
C. Catharina van de Graft.