Overtrek'ken.
NTg. XLVIII, 269 vlg. heb ik de aandacht gevestigd op het neologisme overtrek″ken ‘aandikken, chargeren, overdrijven’, dat ik ervan verdacht, ‘een kersvers anglicisme’ te zijn. Tot dan toe had ik alleen het participium overtrokken aangetroffen, en dat in de meeste voorbeelden adjectivisch gebruikt. Wel waagde ik aan het slot de voorspelling, dat er ook gewone verbale vormen zouden opduiken als je moet het niet overtrekken en hij overtrekt de uitlatingen van zijn tegenstander. Drs. A.P. Braakhuis, Eindhoven, heeft mij nu inderdaad op een persoonsvorm van het werkwoord gewezen, die voorkomt in De Telegraaf van 7 oktober 1955. Daar staat, tussen aanhalingstekens, dus bedoeld als woordelijke weergeving, het volgende, gezegd door Minister Drees in de Tweede Kamer over de behandeling van de kwestie Nieuw-Guinea bij de Verenigde Naties: ‘De verhoudingen in de U.N.O. liggen voor Nederland gunstiger dan vorig jaar. Door nu met de Verenigde Naties te breken overtrekken wij onze positie en berokkenen onszelf slechts schacle’.
C.B.v.H.