De Nieuwe Taalgids. Jaargang 48
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |||||
Het suffix -heid in het Noordhollands.Op blz. 186 van deze jaargang meent K. Kooiman dat het suffix -heid = Noordhollands -aid, maar hij zocht tevergeefs hiervan bevestiging in een gedrukte tekst. Verdenius schreef reeds in De Nieuwe Taalgids XXXVII, blz. 145, noot 4: ‘Warrit = waarheid ontmoet men herhaaldelijk in de 17de-eeuwse kluchten, in hedendaags Fries o.a. ook’. Dat men echter slechts sporadisch -aid i.p.v. -haid in meer recente Noordhollandse teksten aantreft is zeker waar. Ik vond in het Zaandamse verhaal: Oitje met een JachieGa naar voetnoot1): ‘Da's ook een rare zoinigaid,’ antwoordt Neel.
Maar op blz. 278 van hetzelfde verhaal treft men aan: Train . . . . wier heel gauw van zoo en rare snoiter
evraagd of ze zinnigheid had, om van nacht
wet ket mettem te make.
Dat men hier weer -heid leest, zal aan slordigheid zijn toe te schrijven: de schets werd een van de Leopolds, die geen Zaankanters maar Groningers waren, aan de Zaan gedicteerd door een man uit het volkGa naar voetnoot2). Hier volgen nog enkele plaatsen: In het gedicht Verbeelding van J. Pool-SmitGa naar voetnoot3): Wat dalijk een behoeftigoid;
Den zoo'n anpartigoid.
In het verhaal Op Voordeel uit door J. Smit-PoolGa naar voetnoot4): Maar ik had voor securigoid Herman's hougehoededoos maar meenomen . . .;
. . . . toe, ik jou kwoyt was, wist ik van beloordigoid niet meer, wat ik deed . . . .
Dat men na zoveel zoeken zo weinig plaatsen vindt, kan zijn oorzaak hebben in het feit, waar Dr. J. Daan mij op wijst, dat de h hoort tot de klanken, die men in schrift niet weg durft laten; dit is tenminste haar ervaring met de vragenlijsten. Wel zag ik dat men in schetsen die het dialect van bijv. Egmond, Marken en Enkhuizen weergeven - in deze plaatsen wordt geen enkele h gesproken - de h's wel weglaat. Maar het suffix -eid komt moeilijk uit de pen; zo vindt men letterlijk gedrukt in een Enkhuizens versjeGa naar voetnoot5): Den gaat zen wiizig(h)eid veurut.
Het slechts zelden voorkomen van -aid in teksten behoeft dus aan de bewering van Kooiman geen afbreuk te doen. Dat hij de zaken misschien toch te simpel voorstelt, bleek mij bij zijn conclusie, dat te Andijk, waar hij navraag had gedaan, het bewuste suffix inderdaad de h mist. Dr. F. de Tollenaere hield in 1952 een h-enquête, waarvan ik het resultaat voor Noord-Holland heb kunnen inzien. Vraag 3 luidde of de h in woorden als o.a. gekheid en gauwigheid uitgesproken wordt. Er zijn drie zegslieden voor Andijk.
| |||||
[pagina 338]
| |||||
Dat hier de antwoorden zo ver uit elkaar lopen, kan het gevolg zijn van het feit dat het schriftbeeld voor degenen die de h opgeven als uitgesproken, hierbij van invloed is geweest. Daarnaast zou ik ook willen denken aan de woorden van Verdenius op het eind van zijn bovengenoemde studie: ‘Tussen een duidelijk phoneem en - in 't geheel geen phoneem kunnen hier, bij deze bijzondere klank, overgangen liggen, nuances in realisering.’ Wel mag op grond van het volledige enquête-materiaal voor Noord-Holland bij dit suffix de nadruk vallen op het geen phoneem zijn van de hGa naar voetnoot1) en op de nuances in realisering. Alkmaar. C. Kostelijk. |
|