De Nieuwe Taalgids. Jaargang 48
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.Vlucht der Verbeelding.Dit is de titel van een bundel Studies over de neo-romantiek bij twaalf Nederlandse prozaschrijvers en -schrijfsters van de periode 1890-1920 door Dr. S.P. Uri.Ga naar voetnoot1) De auteur van deze studies, die in 1935 te Leiden promoveerde op een proefschrift over Leven en werken van Arij Prins, is ook na die tijd geboeid gebleven door de neo-romantiek in Nederland. Tot onderwerp voor zijn inaugurele rede als hoogleraar in de Nederlandse letterkunde te Djakarta koos hij: De romantische lijn in het beeld der Nederlandse letteren (Djakarta 1949) en na zijn terugkeer in het vaderland bewerkte hij dit twaalftal ‘beknopte doch volledige biografieën’, waarschijnlijk uitwerking van stof, in de nu gestaakte colleges aan deze Universiteit behandeld. Om de verzameling in een historisch kader te plaatsen geeft de Inleiding (blz. 2-8) in grote trekken een overzicht van de ontwikkeling van het neoromantisch proza in verband met de Europese letterkunde en met de beeldende kunst. In zoveel mogelijk chronologische volgorde komen dan ter sprake: I. Jacobus van Looy (als Picturaal Prozaschrijver); II. Arij Prins (als Visionnair Prozaïst); III. Frederik van Eeden (als Romantisch Idealist); IV. Louis Couperus (als Exotisch Romanticus); V. Lodewijk van Deyssel (als Theoreticus van de Neo-Romantiek); VI. Augusta de Wit (als Exotisch Prozaïste); VII. Adriaan van Oordt (als Tachtiger Historische Romanschrijver); VIII. Henriëtte Roland Holst (als Neo-Romantisch Biografe); IX. Israël Querido (als Israëlitisch Neo-Romanticus); X. Arthur van Schendel (als Grootmeester van de Neo-Romantiek); XI. Aart van der Leeuw (als Idyllisch Neo-Romanticus); XII. Pieter Hendrik van Moerkerken (als Laatste Neo-Romanticus). Ingelaste, meestal korte aanhalingen uit de belangrijkste werken zijn bedoeld als proeven van de verschillende neo-romantische stijlen. Nuttig is ook de uitvoerige bibliografie aan het | |
[pagina 234]
| |
slot. Goed verzorgd zijn de talrijke illustraties; portretten en reproducties van verwante beeldende kunst. Als geheel dus een interessante bijdrage voor de studie van dit tijdvak en dit genre. | |
Persoonlijke herinneringen aan Felix Timmermans door zijn dochter.In 1951 stelde Lia Timmermans de herinneringen aan haar overleden vader te boek onder de sobere titel Mijn vaderGa naar voetnoot1). Dat dit boek veel belangstellende lezers vond, blijkt uit het feit dat reeds in 1952 een herdruk nodig was en dat het de ‘prijs voor letterkunde der Provincie Antwerpen’ verwierf. Een eigenlijke biografie heeft de schrijfster niet bedoeld. Zij geeft de lezer een kijkje in het intieme familieleven door een vlot verhaal van aardige biezonderheden uit de levensloop van haar vader, zijn vriendschap met belangrijke tijdgenoten, zijn buitenlandse betrekkingen, zijn populariteit op talloze voordrachtavonden. Dit alles wordt meegedeeld met piëteit en bewondering voor de talenten van haar vader. Tussendoor wordt ook de wording toegelicht van de chronologisch besproken geschriften, die voor het goed begrip en de waardering daarvan met vrucht geraadpleegd kunnen worden. De aantrekkelijkheid van dit boek wordt verhoogd door de illustraties: goed geslaagde portretten van Felix Timmermans en proeven van zijn tekentalent. | |
Album amicorum voor Ina Boudier-Bakker.Bij de viering van haar tachtigste verjaardag werd aan de romanschrijfster door vrienden en vereerders een album aangeboden met een groot aantal, merendeels korte bijdragen, waarin persoonlijke herinneringen aan haar persoon en haar werk weergegeven werden. Een aantal portretten van de schrijfster zijn toegevoegd. Het boekdeel, uitgegeven door de firma P.N. van Kampen en Zoon (Amsterdam-1955), bevat ten slotte ook een bibliografie van haar werk. | |
W. Bilderdijk's Briefwisseling.De talrijke brieven van Bilderdijk, voor de studie van zijn persoon en zijn werk onmisbaar, bleven voor een groot deel onuitgegeven. Reeds in 1904 werd dit als een gemis gevoeld, maar in het jubileumjaar 1906 was voor een aanvullende uitgave geen uitgever te vinden. Door het Bilderdijk-Museum werd in 1932 aangekondigd dat er voorbereidingen getroffen waren voor een uitgave, maar het heeft tot 1955 geduurd, eer dit plan verwerkelijkt is door het eerste deel van een ‘aanvullende uitgave’ (1772-1794), als proefschrift aan de Vrije Universiteit te Amsterdam bewerkt door Dr. J. BoschGa naar voetnoot2). Aan deze uitgave is veel zorg besteed. De uitvoerige Inleiding beslaat reeds vijftig bladzijden (V-LV). De brieven (blz. 1-260) met nauwkeurige commentaar in de noten, worden gevolgd door enige interessante bijlagen (blz. 261-307) en een register (blz. 308-319). Het geheel is ongetwijfeld een belangrijke bijdrage voor de Bilderdijk-studie. |
|