De Nieuwe Taalgids. Jaargang 48
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De betekenis van de phonologie voor de linguistiekDe grote ontdekking van de Praagse phonologie (als reactie op de phonetiek) was, dat de kleinste spraakeenheden, de phonemen, van elkaar onderscheiden konden worden door (a) hun functie als woordconstituerend element (aan te tonen door middel van de commutatieproef) en, zoals later pas duidelijk is aangetoond, (b) hun positie ten opzichte van andere phonemen binnen het woord (aan te tonen door middel van een combinatieproef). Als reactie weer hierop, ontdekte de hedendaagse phonologie, dat phonemen niet uitsluitend door deze functie- en positiemogelijkheden worden gekenmerkt, maar evenzeer door hun acoustisch-articulatorische kwaliteìten, en dat deze laatste van belang zijn, voorzover zij in die mogelijkheden tot uitdrukking komen. (De ‘distinctive features’, bestudeerd door o.a. John Lotz en Roman Jakobson)Ga naar voetnoot1). Het is voor het beschrijven van phonemen echter niet een kwestie van òf het één (functie- en positiekenmerken) òf het ander (acoustisch-articulatorische kenmerken), evenmin van zowel het één als het ander, maar het blijkt dat hun woordconstituerende functie en hun positiemogelijkheden bepaald worden door hun acoustisch-articulatorische eigenschappen. Iedere phonoloog die deze oorzakelijke samenhang niet in zijn studie verdisconteert schiet zijn doel voorbij (althans indien het doel is: phonemen te kennen en niet: eenzijdige phoneem-kenmerken). De ‘distinctive features’ bepalen de functie van het phoneem als woordconstituerend element: De klank [b] is een ander phoneem dan de klank [p] in het Nederlands, ‘want’, zegt de phonoloog, ‘de klankvorm bak is een ander woord dan de klankvorm pak’. Maar de klankvorm bak als zodanig kàn alleen een ander woord zijn dan de klankvorm pak, doordat die twee klankvormen verschillen, en dus, in dit geval, doordat de [b] als klank verschilt van de [p]. Dat de ‘distinctive features’ van de phonemen corresponderen met de positiemogelijkheden, blijkt het duidelijkst als men de vocalen en consonanten in deze twee opzichten met elkaar vergelijkt: Niet alleen phonetisch verschillen de vocalen van de consonanten, evenzeer phonologisch, m.a.w., doordat de vocalen een andere acoustisch-articulatorische kwaliteit hebben dan de consonanten, hebben zij ook andere positiemogelijkhedenGa naar voetnoot2). Behalve voor deze meest grove onderscheiding tussen de phonemen van een taal, namelijk tussen consonanten en vocalen, gaat die correlatie ook op voor de genuanceerdere verschillen binnen die twee groepen afzonderlijk. Het duidelijkst kan dit worden gedemonstreerd aan de grootste groep, die van de consonanten. Beschouwen wij de zgn. consonantverbindingen. Hieronder verstaat men in de phonologie die consonantcombinaties die binnen één syllabe voorkomen. Uiteraard; want buiten de syllabe is iedere combinatie, d.w.z. opeenvolging, van twee consonanten mogelijk. Wat verstaat men onder ‘syllabe’? Anders gezegd (meer in de termen van de phonologie): Hoe moet de ‘syllabe’ worden gedefinieerd? Gezien de bovenstaande beschouwing over de correlatie tussen phonologische en phonetische kenmerken, moeten in een definitie beide soorten kenmerken worden opgenomen, en moet de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 1. De Nederlandse tweeledige consonantverbindingen aan het woorbegin. (Phonologisch gespeld).
Fig. 2. De Nederlandse tweeledige consonantverbindingen aan het woordeinde. (Phonologisch gespeld).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorzakelijke samenhang erin tot uitdrukking komen. De oplossing is een aldus gecombineerde definitie van een bestaande phonetischeGa naar voetnoot1) en een phonologischeGa naar voetnoot2): ‘Die spraakgebruikseenheid die door twee minima van sonoriteit of door tweemaal plotseling aanzetten van de ademdruk afgegrensd wordt, en daardoor met niet meer dan één accent het woord mede-constitueert, is een syllabe’. Ook bij de consonantverbindingen is de correlatie tussen acoustischarticulatorische kwaliteit van een consonant en zijn phonologische positie evident. (Zie fig 1 en fig. 2)Ga naar voetnoot3). Het blijkt dat, op één uitzondering na (st), de verbindende consonanten ten opzichte van elkaar wisselen van plaats, bij resp. anlaut en auslaut, en wel zó, dat telkens die consonant die van de twee phonetisch het dichtst bij de klinker staat, dit ook doet wat betreft de positie: Uitgaande van de klinker kan men dus, wat betreft de verbindende consonanten, spreken van ‘binnenpositie’ en ‘buitenpositie’. (‘Adjoining the vowel’ en ‘not adjoining the vowel’)Ga naar voetnoot4). Dit verschijnsel kan men als volgt voorstellen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uiteraard zijn die consonanten die met elke andere aan het woordeinde verbonden kunnen worden, de s en de t, en ook de verbinding st, de enige Nederlandse morphemen die, uit één consonant bestaande, of uit een consonantverbinding, aan het woordeinde voorkomen (hij loopt; iets hoogs; het diepst). Immers: Het morpheem moet met ieder consonantisch woordeinde gecombineerd kunnen wordenGa naar voetnoot1).
Men kan zich nu afvragen, of het analyseren van een phonologisch systeem wel in strikte zin tot de linguistiek behoort, speciaal als men de consequenties trekt van De Saussure's uitspraak ‘Le signe linguistique est arbitraire’. Betreft de phonologie niet uitsluitend die over de hele wereld gebruikte, maar desondanks toevallige vorm van taal, de spraak? Bestudeert zij wel iets anders dan een specifieke ‘substance’? Uit phonemen is onze spraaktaal opgebouwd; maar de conditio sine qua non voor het bestaan van taal is het gebruik van waarneembare vormen; deze kunnen ook zijn: visuele tekens (b.v. het schrift gebruikt door doof-geborenenGa naar voetnoot2); of gebarenGa naar voetnoot3),) of tastbare tekens (b.v. Braille; of de in de hand van Helen Keller geschreven taalvormen)Ga naar voetnoot4), geheel afhankelijk van de toevallig beschikbare ‘substance’Ga naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot de doelstellingen van de linguistiek behoort het vaststellen hoe die waarneembare vormen functioneren; niet: uit welke substantiële elementen zij zijn opgebouwd, en niet: hoe die elementen zich tot elkaar verhouden. Want het is duidelijk dat de verhouding tussen die elementen (in geval van spraak: tussen de phonemen) wordt bepaald door de aard van de ‘substance’ (in geval van spraak: door de aard van de spraakklanken), dus door een nietlinguistische gegevenheid. Op grond van dit feit moet geconstateerd worden, dat de linguistiek de phonologie nodig heeft als een hulpwetenschap, die onmisbare gegevens verstrekt voor het onderscheiden van linguale en extra-linguale vormmomenten. Zonder de phonologie is dus een linguistische analyse niet mogelijk. Maar de phonologie als zodanig valt niet binnen de linguistiek als autonome wetenschap. F. Balk-Smit Duyzentkunst. |
|