| |
| |
| |
De Xantippe van Langendijk:
Een psychologisch drama tussen klucht en blijspel,
II.
In den loop van het overzicht in de vorige aflevering heb ik reeds verschillende malen gewezen op onbillijkheden in de gewraakte critiek op dit posthuum uitgegeven drama van Langendijk. Thans wil ik op de hoofdzaken meer samenvattend en uitvoeriger ingaan. Belangrijk is de kwestie van de karaktertekening en de daarmee samenhangende structuur van het spel. Mij dunkt dat de personen in dit drama beter overeenkomen met de typering die Langendijk zelf gaf in zijn inleiding, dan met de omschrijving door zijn critici. Socrates is geen sukkel noch een pedant; hij is standvastig van gemoed, verdraagzaam tot het uiterste, consequent, eenvoudig en een beetje naïef, een sympathiek mens. Hij komt overeen met de enigszins populaire opvatting van Langendijk betreffende de filosophie van Socrates, die aansluit bij de achttiende-eeuwse opvatting van rationalistische deugdbetrachting.
Men moet de personen in een klassiek of klassicistisch drama echter nooit beschouwen als mensen op zichzelf, maar altijd in hun dramatische functie t.o.v. de andere figuren, die een gemeenschappelijk dramatisch ‘doel’ hebben (ook al streven ze tegen elkaar in!), als onderdeel dus van de dramatische structuur. In het klassieke (klassicistische) drama werkt de tendentie tot de z.g. eenheid van handeling als een tendentie tot centralisering van het dramatische gebeuren óm en ín één dominerende figuur, met het gevolg dat de andere figuren vanwege hun ondergeschikte functie vereenvoudigd worden. De psychologische tekening van zulke secundaire figuren is geen doel op zichzelf, en daarom ook incompleet. De dramatische effectwerking van zo'n figuur wordt door drie dingen bepaald: 1e. door haar eigen aard, vaak min of meer geprononceerd, m.a.w. psychologisch slechts in zoverre onthuld (en vaak wat aangedikt) als voor haar functie in het spel nodig is - 2e. door haar contactpunten met of verhouding tot de hoofdpersoon, door welke permanente of wisselende relaties de dramatische ontwikkeling van of rondom de hoofdpersoon wordt beïnvloed - 3e. haar contacten met of verhoudingen tot de andere figuren van het tweede of derde plan. Zoeken we, op grond van deze overweging, naar de dramatische structuur van dit toneelstuk en naar de plaats of functie der afzonderlijke figuren in dat schema, dan blijkt spoedig dat de personen aldus zijn gegroepeerd:
a. de centrale figuur is Xantippe, reeds blijkens den titel, die bovendien het dramatisch streefpunt aangeeft: Xantippe beteugeld -
b. de voornaamste figuur op het tweede plan is Socrates; de volledige titel luidt dan ook: Xantippe of het booze wijf des filosoofs Socrates beteugeld -
c. een trapje lager, nog op het ‘tweede’ plan bewegen de figuren van Diogenes en Daria, Socrates' secondanten -
d. en op het derde plan staan figuren als: Eufrosyne en Aximander, Apelles, en Thisbe. De dramatische beweging ontstaat door de onderlinge oppositie van deze hoofd- en nevenpersonen, hun wederkerige reactie en hun aandeel in het bereiken van het kerndoel.
Laten we in dit schema allereerst bezien, welke waarde de figuur van Socrates heeft. Uit de voorafgaande algemene theoretische opmerking volgt, dat het in dit stuk niet gaat om hemzelf, maar om zijn functie t.o.v. de hoofdpersoon, Xantippe. In dat opzicht is hij zeer belangrijk. Zijn verhouding tot
| |
| |
Xantippe vormt de basis van het hele drama, niet slechts van de aanvankelijke situatie, maar de hele dramatische ontwikkeling: beteugeling van Xantippe betekent verzoening met Socrates, bekering tot zijn standpunt. Zijn aanwezigheid, zijn ‘dasein’ beheerst heel het doen en laten van Xantippe. Want haar kwaadaardighied, opstandigheid, wraakzucht, verzet, woede en tenslotte haar hele handelend optreden en besluit tot scheiding is in de kern niets anders dan reactie op het wezen van Socrates, op zijn karakter, op zijn levensinzicht en levensbeschouwing. Het interessante in deze structuur dus is, dat Xantippe niet zó zou zijn als ze zich in dit spel betoont, dus zo boosaardig en door hartstochten beheerst, als ze niet in relatie stond met Socrates. Socrates duidt dat op een gegeven ogenblik aan tegenover Daria: vroeger was Xantippe anders. Dat wil zeggen, ze is door allerlei oorzaken zo geworden - maar ook: ze kán wéer veranderen, ze kan door de acties van anderen en door omstandigheden herleid worden tot haar oorspronkelijke, eigenlijke zijn; dat is haar ‘beteugeling’. De relatie tussen Socrates en Xantippe is dus meer dan een loutere oppositie van karakters. Die is er ook, maar de samenhang gaat dieper. De aanwezigheid van Socrates zet, zelfs zonder nog doelgerichte activiteit te ontplooien, de figuur van Xantippe in dramatische beweging: hij prikkelt haar door zijn manier van zijn, doen, en spreken, zonder dat hij dit effect beoogt. Er ís een tegenstelling, zeker - en zelfs een zeer geprononceerde: de volledig beheerste mens tegenover de onbeheerste, de verstandelijk reagerende tegenover de psychisch reagerende, de beredeneerd deugzame mens voor wie vaste ethische normen gelden, tegenover haar die afkerig is van zulke bindingen, omdat daardoor de natuurlijke levensdriften worden gefnuikt. Maar nog eens gezegd, die tegenstelling heeft diepere bedoeling dan alleen een dramatisch tegeneffect.
Daardoor krijgt die verhouding Socrates-Xantippe een pijnlijk schrijnend, doch tevens een levensecht accent. Socrates heeft de beste bedoelingen t.o.v. Xantippe, maar bewerkt het omgekeerde. Daar zit iets tragisch in. Xantippe heeft een wilden afkeer van Socrates' gepraat en gedoe en voelt zich toch aan hem verbonden. Daar zit ook iets tragisch in. Ze verzet zich en voelt heimelijk dat toch Socrates feitelijk gelijk heeft. De uiteindelijke verzoening brengt tenslotte toch de bevrediging van die half bewuste, half latente behoefte.
Maar voor het bereiken van dat doel ontwikkelt Socrates in de dramatische structuur feitelijk geen of nauwelijks enige activiteit. Hij spint geen dramatische intrigue in dien zin dat hij een bepaald initiatief ontwikkelt of deelneemt aan een opzet van anderen. Dit zullen Meijer en Mehler waarschijnlijk bedoeld hebben, toen ze beweerden, dat Socrates een sukkel was en te passief. Moeten we dan Langendijk deze tekening of liever deze dramatische toepassing van de door hem aangenomen Socrates-figuur kwalijk nemen? Natuurlijk niet. Het handelend, ingrijpend optreden zou de filosophische figuur van dit Socratische type, althans naar Langendijk's opvatting, geheel omverwerpen. Het zich onthouden van list en geweld is juist typerend voor Socrates' levenshouding. Slechts op zeer ondergeschikte momenten grijpt hij in: bijv. verbiedt hij Diogenes zijn gewelddadig optreden tegen Xantippe, omdat dit ingaat tegen zijn beginselen. Dus slechts een negatieve bemoeiïng. Overigens zoekt hij consequent zijn kracht in overreding en verder laat hij den gang van zaken over aan de wil der goden, in het vertrouwen dat zij het goede zullen laten triomferen. Dat is een hoogstaand, ideëel standpunt; ook ten opzichte van den medemens: ieder moet vrijwillig, uit overtuiging tot de keuze van het goede gebracht worden. Maar in de praktijk van het leven schiet
| |
| |
deze theorie vaak te kort. Vandaar Socrates' argeloosheid, onhandigheid, tactloosheid en passiviteit. Zijn dit karakterfouten? Ja, vanuit een bepaald gezichtspunt waarschijnlijk wel. Maar moet een deugdzaam mens volmaakt zijn in alle opzichten? Socrates is consequent volgens zijn theorieën, maar juist die practische consequentie is zijn nadeel, c.q. zijn ‘fout’. Want eigenlijk is het immers juist ten dele zijn schuld dat Xantippe zó is en zó doet: de schuld van zijn zedepreken, van zijn linksheid, van zijn afstand doen van alle aardse lusten, van zijn verontachtzamen van het natuurlijk leven, van zijn volledig opgaan in studeren, lezen, filosopheren. Ja ook de schuld van zijn accepteren van een tweede vrouw, al is die gehoorzaamheid aan het stadsbestuur vanuit een bepaalden gezichtshoek ethisch verdedigbaar. Schuldig is hij ten slotte in zeker opzicht door zijn naïef gedrag t.o.v. Daria en zijn platonische liefde voor haar. Maar deze relatieve fouten van Socrates zijn daarom nog geen tekortkomingen van den auteur, die dit type voor zijn speciale doel, zijn dramatische structuur nodig heeft. Het maakt het geval van Xantippe een tikkeltje ingewikkelder, dramatisch interessanter. Het is een poging ook tot psychologische belichting van het geval. Niet om het Socrates-probleem gaat het, maar om het Xantippe-probleem: alleen, het eerste is onmisbare achtergrond, nog beter basis voor het tweede.
De figuur van Socrates heeft ook andere contactpunten dan die met Xantippe, n.l. met Diogenes en Daria (Ismene). In het algemeen hebben die nevencontacten een dubbel doel: 1e. ze bouwen mede het geheel op; 2e. ze geven een veelzijdiger tekening aan de personen in kwestie. Duidelijk blijkt dat bij de analyse van de verhoudingen waarin Socrates hier staat. Het eerste doel wordt vooral gediend door zijn positie t.o.v. Diogenes, het tweede in hoofdzaak door zijn relatie tot Daria. Wat het eerste betreft: Langendijk heeft heel wel begrepen dat hij met de enkele verhouding Socrates-Xantippe nog geen boeiend drama kon schrijven: de factor van de dramatische activiteit of intrigue is daartoe onmisbaar. Waar deze in Socrates tekort schiet, vult Langendijk die aan door het scheppen van de figuren van Diogenes en in geringere mate ook van Daria. Diogenes staat in dramatische oppositie tot Socrates, is in vele opzichten zijn tegenhanger. Daardoor komt de figuur van Socrates nog scherper uit: de vredelievende, milde, beheerste maar passieve mens tegenover de agressieve, felle, actieve en daarom telkens intrigerende persoonlijkheid. De oppositie van karakter, inzicht, gedrag en methode verlevendigt het geheel, vooral ook de tegenstelling van ernst en humor. Tegenover de degelijke, blanke ernst van Socrates, zorgt Diogenes voor menig vuurwerk van dwaze grappigheid, maar ook van grimmigen spot en satirieken humor, een spel dat toch Diogenes' ernst camoufleert. De tegenstelling tussen beide is echter niet absoluut. Diogenes zit Socrates niet dwars: hij bewondert hem en tracht diens doel te bereiken: de beteugeling van Xantippe. Zijn methode is anders. Terwijl Socrates' optreden niet veel meer is dan ‘show’, demonstratie van ‘hoe hij is’ (vandaar ook die lange rede in het 3e bedrijf), is Diogenes' optreden vanaf het begin doelgerichte streefactie. Hij heeft succes, in het 1e en 2e bedrijf schijnbaar, tijdelijk, uiterlijk,
in het 5e bedrijf innerlijk, definitief. Intussen is zijn eigen inzicht verbeterd, zijn methode veranderd - maar zijn karakter ongewijzigd op de daad af, resoluut, grondig. Het karakter van Diogenes is voortreffelijk getekend als antitype van Socrates, de ‘hondse’ filosoof; een kostelijke figuur op het toneel, geen ‘mens’ met problematiek, maar een type, in forse lijnen, en zeer speelbaar, een nieuwe variant van het type den nar. Daria (Ismene) is ook een noodzakelijke schakel in de ontwikke- | |
| |
ling van het dramatisch geheel, zoals Langendijk zelf in zijn inleiding aanwees: haar kalmerende en tegelijk irriterende invloed op Xantippe is een factor van betekenis, haar komst en optreden is de directe oorzaak van het acuutworden van het in principe reeds bestaande conflict, en ook zij heeft deel in de oplossing, zodat Langendijk zelf concludeert ‘dat deze Amazoone niet onnodig in dit spel gebracht is’. Haar karakter klopt ook met dat doel: ze is tactvol, fijngevoelig, waardig, koninklijk. Maar ze heeft nog een andere functie: haar verhouding tot Socrates bewerkt in dien beheersten man toch een ogenblik van spanning en onzekerheid, en zoals we reeds gezegd hebben bij de analyse, wordt deze figuur daardoor echter, menselijker. Dit conflict neemt evenwel slechts een zeer bescheiden, ondergeschikte plaats in in het geheel, zoals dat door de ‘wetten’ van het klassieke drama of liever door het stijlgevoel van de 17e en 18e Eeuwse dramaturgen wordt voorgeschreven. Merkwaardig is nu dat die verhouding Socrates-Daria meer betekenis heeft voor de figuur van Socrates dan voor die van Daria. Slechts Socrates zien wij een ogenblik in hevigen zelfstrijd, Daria niet of nauwelijks. Wanneer wij nu Daria op zichzelf beschouwen, zijn wij geneigd te zeggen: deze figuur schiet te kort in menselijkheid, c.q. vrouwelijkheid; hier is een verondersteld innerlijk conflict van zinnen en geest,
of van liefde en moraal, dat juist in een vrouw zo hevige vormen kan aannemen, al te gemakkelijk opgelost. Een fout van den auteur? Laten we voorzichtig zijn. Die voor de hand liggende psychologische critiek rukt de figuur uit haar dramatisch verband. In zijn inleiding zegt Langendijk zelf niets van dit conflict in Daria: opzettelijk werkte hij dat niet uit, omdat nu eenmaal alle aandacht op de hoofdzaak geconcentreerd moest worden. Waarom het dan wel, zij het beknopt aangegeven in Socrates? Omdat deze figuur in de dramatische structuur een veel belangrijker plaats in neemt t.o.v. de hoofdpersoon. Hoe meer men den top nadert, hoe meer de figuren recht hebben op een meerzijdige behandeling. Nog lager dan Daria staan Eufrosyne en Aximander, of Apelles en Thisbe, nog minder vertonen zij daarom een genuanceerd karakter. Het zijn slechts figuren voor zeer ondergeschikte en beperkte dramatische functies. Het lijkt me niet nodig de details hier te belichten. Blijft de figuur van Xantippe, de hoofdpersoon. De conclusie uit mijn analyse is, dat Langendijk haar op verrassend juiste wijze, vaak tot in zielkundige details zuiver heeft getekend. Zij is een zeer levende en daardoor boeiende figuur geworden: onevenwichtig en onbeheerst, bevangen door ‘complexen’, speciaal het gevoel van minderwaardigheid, tegenover Socrates en tegenover Daria. Daaruit komen voort haar zucht tot zelfhandhaving en rancune; haar argwaan en jalouzie. Diep in haar bewustzijn knaagt een gevoel van onbevredigd zijn t.o.v. de gewone, natuurlijke begeerten. Want Socrates is ingesteld op het bovenzinlijke, maar Xantippe op het zinnelijke. Daardoor komt ze ‘tekort’. Met haar hartstochtelijk temperament, handelt ze onbekookt, opgejaagd door die onbevredigde driften. Door gebrek aan intelligentie vindt zij geen rust door reflexie en wijsgerige bespiegeling, al heeft ze nu en dan flitsen van zelfontdekking en daarmee samenhangend berouw.
Er is een sterke schok nodig om haar tot dieper inkeer te brengen. In die ontwikkeling zijn verschillende uiterlijke factoren in het spel.
In de eerste plaats het optreden der nevenfiguren. Op den negatieven invloed van Socrates heb ik reeds uitvoerig gewezen. Die invloed is niet alleen Socrates' ‘schuld’, maar evenzeer gevolg van Xantippes ‘interpretatie’ van Socrates. Zij beoordeelt Socrates naar haar eigen maatstaven en eigen levenssfeer, en miskent daardoor zijn ware bedoelingen. Dit langs elkaar heenleven is typisch
| |
| |
menselijk en heeft, waar conflicten ontstaan, vaak een tragisch accent. Van bijzondere betekenis is daarbij het ‘antecedent’ van dit drama: de nog steeds figerende herinnering aan Myrtho, verscherpt door het optreden van Daria. Dat optreden prikkelt Xantippe eerst tot zelfhandhaving in huis (wie is de baas in huis!); daarna gaat het om de invloed op Socrates. Daria's karakter versterkt Xantippes minderwaardigheidsgevoel; ze mist wat Daria heeft: intellect, deugd, zielegrootheid en daardoor zieleverwantschap met Socrates. Xantippe haat ‘de deugd’ omdat ze die zelf mist, maar dat gevoel van gemis biedt tevens de mogelijkheid voor haar bekering. Het is tenslotte Diogenes, de persoon die staat buiten haar directe relaties tot Socrates en Daria, die haar over de drempel heen helpt.
De andere figuren werken ook direct of indirect mee aan deze ontwikkeling van Xantippe. Apelles zet haar ijdelheid in een bespottelijk licht, even leidt hij haar daardoor af; maar spoedig treedt ook hier de ontgoocheling in, waardoor de psychologische crisis mede wordt veroorzaakt. En Thisbe verhaast en verhevig door haar meedogenloosheid de sterke beroering, die aan de genezing voorafgaat
In de tweede plaats is er dan die geldkwestie. Onjuist acht ik de opvatting, dat Langendijk dit motief er later ingebracht heeft en daarmee de eenheid van het karakter en het handelen van Xantippe zou hebben geschaad. Van begin af aan zijn die twee motieven, de begeerte naar bezit en de jalouzie (om het nu maar aldus kort aan te duiden) dooreen gewerkt. Er is ook een duidelijke samenhang. Reeds in de eerste scène verwijt Xantippe Socrates dat hij haar slechts getrouwd heeft om haar geld, een bespottelijk verwijt tegenover den onbaatzuchtigen Socrates, maar begrijpelijk vanuit de gedachtenwereld van Xantippe. Die hang naar bezit blijkt ook uit de reacties op Diogenes' eerste poging, haar de armoede aan te preken (le bedrijf). Voor Xantippe, die zich tegenover Socrates zedelijk en intellectueel de mindere voelt, is materieel bezit het enige vaste steunpunt, de enige basis voor haar zelfhandhaving. Als ze met Socrates breekt, eist ze dan ook dat geld op, zowel om hem naar ze meent, te treffen, als om haar eigen vrijheid van beweging te waarborgen: het is de voorwaarde voor haar onafhankelijk bestaan, los van Socrates. Daarom is het psychologisch juist van Diogenes, in tegenstelling met Socrates, dat hij Xantippe laat beroven, om haar rijp te maken voor haar bekering. Socrates had haar meer gegeven dan zij vroeg, Diogenes ontneemt haar alles, d.w.z. haar laatste, vermeende, houvast. Want beroving van haar geld betekent totale isolering, overlevering aan de wanhoop. Niet door een theoretische bespiegeling, maar door dit daadwerkelijk verlies kan zij tot het bevrijdend inzicht komen dat er een hoger bezit is, die de waarde van het mens-zijn bepaalt. Gaat die bekering te snel? Ik geloof er niets van. Natuurlijk, een klassicistisch drama voltrekt zich in een beknopt tijdschema. Het drama is slechts stilering van het leven. Bij de beoordeling van de vraag of een dramatische ontwikkeling psychologisch aanvaardbaar is,
spreekt echter niet de ‘tijd’ het beslissende woord, maar de aard en de hevigheid van het innerlijk gebeuren. Welnu, mij dunkt, dat Langendijk de bekering van Xantippe psychologisch aanvaardbaar heeft gemaakt, door de hevigheid van den ‘schok’ dien zij doorleeft. Is er geen ‘eenheid van handeling’ zoals Mehler beweert? Mijn analyse kan het tegendeel bewijzen. De Xantippe is met recht een psychologisch drama: het gaat om de innerlijke ontwikkeling van Xantippe. Meer dan in één stuk van Langendijk wordt die beheerst door psychologische factoren, veel minder door uiterlijke omstandigheden of toevallige en noodlottige gebeurtenissen. Ik bedoel niet dat hier redenaties overheersen. Het zijn de onderlinge psychologische reacties der personen die het ‘drama’
| |
| |
scheppen en de hoofdfiguur stuwen naar de wending. Alles wat er op het toneel gebeurt, is daaraan ondergeschikt, hetzij opzettelijk daarop gericht, hetzij van zijdelingsen invloed. De volgorde der bedrijven is een voortschrijden naar de beslissing: I. inleiding in de situatie, ten tonele voeren van alle optredende figuren, een voorlopige maar onbevredigende oplossing als uitgangspunt; II. de komst van Daria verscherpt het conflict: voorlopig beperkt tot strijd om de macht in huis; ook hier is de ‘verzoening’ tijdelijk en slechts oppervlakkig; III. de zwakke plek in het drama, brengt de ontwikkeling weinig verder, alleen: het nauwe contact tussen Socrates en Daria wordt zichtbaar en daardoor wordt de toespitsing van het hoofdconflict voorbereid; IV. het accent wordt verlegd op den strijd om Socrates, die leidt tot de breuk met Xantippe; V. crisis en wending: de werkelijke bekering of ‘beteugeling’ van Xantippe.
Wanneer ik beweer, dat de personen in dit drama merendeels raak en zuiver zijn getekend, bedoel ik natuurlijk niet dat ze naar mij mening overeenkomen met de historische werkelijkheid. Is Langendijks spel daarom te veroordelen? We raken met die vraag een oude kwestie: hoe ver gaat de vrijheid van den auteur bij de behandeling van historische figuren? Eenstemmigheid over deze kwestie zal wel nooit bereikt worden. Tot welke pedanterie echter een al te aprioristisch standpunt leidt, blijkt uit de vraag die Meijer stelt: ‘Maakt op ons lezers de persoon van Socrates dien indruk (n.l. Socrates zoals Langendijk die volgens zijn inleiding bedoelde), vinden wij de Socrates terug dien men zou willen vinden?’ en uit zijn vernietigend antwoord: ‘geenszins’. Alsof het belangrijker is wat wij wensen dan de auteur wil uitdrukken, alsof onze kennis meer waard is dan zijn vrije visie. Ik stel tegenover dit pseudo-historische standpunt, de misschien in veler ogen lichtzinnige vraag: Wat doet het er eigenlijk toe of een dramatische figuur klopt met de ‘historie’. Ten eerste: kennen wij die historie zo feilloos? Wat weten we in casu eigenlijk van Socrates en van Diogenes en van Xantippe in den zin van toenmaals levende persoonlijkheden? Enkele ‘feiten’ staan geboekstaafd; in hoeverre verwrongen door de overlevering? Maar verder: het gaat in feite niet om die ‘historie’, het gaat om een spel, een illusie op de planken, als weerspiegeling van algemeen menselijk gebeuren. Langendijk gebruikte daarvoor algemeen bekende overleveringen uit de oudheid: een stoutmoedige poging, om daarvan nu eens niet, zoals zijn tijdgenoten herhaaldelijk deden een hoogdravend heldendrama of een larmoyante tragedie te maken, maar om in die ver weg liggende historische stof problemen van den eigen tijd en zelfs iets van het algemeen menselijke te benaderen, door n.l.
die traditionele figuren als in hun dagelijksen omgang te doen ‘herleven’. Dat was inderdaad iets ‘nieuws’, dat heeft Langendijk goed aangevoeld. Mogen we hem kwalijk nemen, dat hij misschien een serie historische blunders sloeg? Veel meer zullen we hem waarderen om dit initiatief, in zijn tijd. Zijn drama spreekt den modernen mens niet meer aan vanwege het probleem en de wijze van behandeling; maar litterair-historisch heeft hij recht op een objectiever en meer waarderende beoordeling dan hij tot nog toe ondervond. Zelfs de opmerking dat zijn drama eigenaardig schommelt tussen klucht en blijspel, houdt voor mij nog geen afkeuring in. Er heerst een gedurfde mengeling van ernst en ‘luim’ in allerlei schakeringen van geestige persiflage tot burleske spotternij, soms wat grof of wat naïef, meermalen waarlijk komisch. Afgezien van het derde bedrijf, is dit drama rijk aan zeer levendige en zeer speelbare dialogen. Maar wat vooral boeit, is de psychologie van Xantippe, de ‘getemde feeks’.
Groningen.
G.A. van Es.
|
|